colere
Uiterlijk
- IPA: /ˈkɔ.ɫɛ.rɛ/
- co·le·re
stamtijd | |||
---|---|---|---|
infinitief | 1e pers. enk. ind. praes. act. |
1e pers. enk. ind. perf. act. |
supinum |
colere | cǒlō | coluī | cultum |
derde vervoeging | volledig |
colere
- actief infinitief praesens van colere
- passief imperatief praesens, tweede persoon enkelvoud van colere
- Bebouw!
- Bewoon!
- Vereer!
- passief indicatief praesens, tweede persoon enkelvoud van colere (verkorte vorm/syncope)
- Jij wordt vereerd.
colēre
- passief indicatief futurum simplex, tweede persoon enkelvoud van colere (verkorte vorm/syncope)
- Jij zal worden vereerd.
- s.v. cǒlo, in J.B. Kan - H.P. Schröder(ed.), Latijnsch-Nederlandsch Woordenboek, Utrecht, 1864, p. 100.