coaguleren
Uiterlijk
- Geluid: coaguleren (hulp, bestand)
- co·a·gu·le·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘klonters vormen’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
- afgeleid van het Franse coaguler (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
coaguleren |
coaguleerde |
gecoaguleerd |
zwak -d | volledig |
coaguleren
- overgankelijk een proces van uitvlokking doen ondergaan
- De toevoeging van stremsel coaguleerde het eiwit in de melk.
- ergatief een proces van uitvlokking ondergaan
- Doordat de ionsterkte te hoog was is dit colloïd gecoaguleerd.
- Het woord coaguleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal