claimen
Uiterlijk
- clai·men
- Afgeleid van claim.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
claimen |
claimde |
geclaimd |
zwak -d | volledig |
claimen
- overgankelijk iets opeisen, aanspraak maken op iets
- In 1979 claimde Sony de naam 'Walkman'.
- Na de verkiezingen claimden beide partijen de belangrijke ministerspost.
- overgankelijk beweren
- De fabrikant claimt een toename van het vermogen van bijna 10 procent.
- Het land claimt dat het uranium op grote schaal kan verrijken.
- ▸ Er was natuurlijk ook niks aan de hand, want zij deden de trail gewoon op hun eigen manier. En wat was er nou mis met een beetje liften? Niks, maar het zat me toch dwars dat deze mensen na afloop claimden dat ze de PCT hadden gelopen, terwijl ze in werkelijkheid meer dan 20 procent hadden overgeslagen.[1]
- Het woord claimen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "claimen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 94 %