cheek
Uiterlijk
- Geluid: cheek (VS) (hulp, bestand)
- erfwoord van Angelsaksisch ceace. Van het Proto-Germaanse *kēkǭ of *keukǭ; mogelijk verder te herleiden tot een substraattaal.[1] Verwant met o.a. Fries tsjeak, Zweeds käke, Noors kjake, Nederlands kaak.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
cheek | cheeks |
cheek
- [3] cheeky