Naar inhoud springen

bore

Uit WikiWoordenboek
  • bo·re
vervoeging van
boren

bore

  1. aanvoegende wijs van boren


vervoeging
onbepaalde wijs to  bore 
he/she/it  bores 
verleden tijd  bored 
voltooid
deelwoord
 bored 
onvoltooid
deelwoord
 boring 
gebiedende wijs  bore 

bore

  1. onovergankelijk drillen, [een gat] boren
  2. onovergankelijk doordringen
  3. overgankelijk doorboren, uitboren
  4. overgankelijk, (sport) (bij het boksen) de tegenstander in de touwen doen belanden

bore

  1. verleden tijd van bear


  • bore

bore

  1. voltooid deelwoord van bere


bore

  1. locatief enkelvoud van bor


  • IPA: /bɔːrɛ/
  • bo·re

bore

  1. vocatief enkelvoud van bor
  • bo·re

bore

  1. vocatief enkelvoud van bor


enkelvoud meervoud
 bore   boreau 

bore m

  1. morgen