Naar inhoud springen

bong

Uit WikiWoordenboek
  • bong

[A] bong

  1. dof dreunend geluid, zoals van een gong of trommel
     En ja, aan het eind van de gang stond Appelwang. Nee maar, die sloeg op een grote gong. Bing... bong... bing... bong...![3]
      De klok op den toren klept elf uur. Bong... bong... bong...[4]
[A], [B] enkelvoud meervoud
naamwoord bong bongen
verkleinwoord - -

[A] de bongv / m

  1. (muziek) (verouderd) slaginstrument in de vorm van een cilinder uit stijf materiaal die aan de uiteinden is bespannen met een vel waarop geslagen wordt
      Van tijd tot tijd lieten de ‘speelluyden’ zich hooren, en al mogt dat nu al zulke heerlijke muzijk niet zijn als die van onze grenadiers - in de ooren van den graaf en zijne gasten klonken de toonen der bazuinen, bongen en bommels (een soort van trommen) vereenigd met den zachteren toon van fluiten, luiten en pipen (pijpen) en afgewisseld door den klank der trompen (trompetten) en hoirnen (horens) toch zeer goed.[5]
  2. (visserij) (verouderd) ronde korf waarin vis wordt gevangen
      Bongen zyn eene foort Fuiken van twyg, wiens ingang binnenwaarts enger toeloopt, en met eene kleine opening eindigt.[6]

[B] de bongv / m

  1. waterpijp waarmee marihuana gerookt kan worden
     Een paar seconden later drong het tot Sam door wat het was: een ingewikkelder drugsapparaat dan je normaal ziet. Een bong heette zoiets, hoewel hij nog nooit een bong had gezien die eruitzag als een uniek kunstwerk, zoals deze.[7]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. bong op website: Etymologiebank.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 21 oktober 2023 Weblink bron
    Greta Badenhuizen
    “Het betoverde bos.” (1938), Nieuwsblad de Zaanlander, p. 20
  4. Bronlink geraadpleegd op 21 oktober 2023 Weblink bron Bezinning : Fragment uit de roman ‘Ons dorp floreert’ in: Volk., jrg. 1 nr. 8 (juni 1936), Vonksteen, Langemark, p. 240
  5. Bronlink geraadpleegd op 21 oktober 2023 Weblink bron
    P.J. Andriessen
    “De schildknaap van Gijsbrecht van Aemstel.” (1862), J.D. Sybrandi, Amsterdam, p. 72 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren op Wikipedia
  6. Bronlink geraadpleegd op 21 oktober 2023 Weblink bron
    Noël Antoine Pluche (vert. P. Le Clercq)
    “Schouwtoneel der natuur, of Samenspraaken over de byzonderheden der natuurlyke histori. Deel 5.” (1742), Christiaan Wyers, Amsterdam, p. 116
  7. Bronlink geraadpleegd op 21 oktober 2023 Weblink bron “Beste vrienden” (2017), VBK Media,, ISBN 9789026140396, hfst. II


bong

  1. loskomen: van een buitenste laag die loslaat
    «Sơn bong mất một lớp.»
    Er is een laag verf losgekomen.
    «Tờ áp phích đã bong
    De affiche is losgekomen.
  2. met de vingers doen ronddraaien
    «Bọn trẻ chơi bong vụ.»
    De kindjes spelen met een tol.