bondage
Uiterlijk
- bon·dage
- van Engels bondage, in de betekenis van ‘sadomasochistische omgang met vastgebonden partner’ voor het eerst aangetroffen in 1970 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bondage | bondages |
verkleinwoord | - | - |
de bondage v
- (seksualiteit) (sadomasochistische) seks waarbij de partner wordt vastgebonden of op vergelijkbare wijze in zijn of haar bewegingsvrijheid beperkt wordt
- Het woord bondage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bondage" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ bondage op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "bondage" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Seksualiteit in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 92 %
- Prevalentie Vlaanderen 83 %