bomig
Uiterlijk
- bo·mig
afleiding van boom met het achtervoegsel -ig [1]
stellend | |
---|---|
onverbogen | bomig |
verbogen | bomige |
partitief | bomigs |
bomig [2]
- met eigenschappen van een boom
- met veel bomen beplant, bebost
- ruw of stroef van tanden
- Het woord 'bomig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bomig" herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
42 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ bomig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be