bolita
Uiterlijk
- bo·li·ta
- Antiliaans-Nederlands [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bolita | bolita's |
verkleinwoord |
- bolletje met cocaïne dat men inslikt om het te kunnen smokkelen
- ▸ Voorbeelden van mogelijke Caraïbische woorden zijn: bolita, dushi, faderen, gasbom, kets, pika, suikerdiefje, choller en makamba. Er staan ook nieuwe woorden in het nieuwe Groene Boekje: euro-islam, fair trade, flatscreentelevisie, mindmapping, op-en-afrelatie, tobintaks, veggiedag en wij-zij-denken.[2]
- Het woord bolita staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ bolita op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Dushi in het nieuwe Groene Boekje” (10-06-2013), NOS