Naar inhoud springen

bloemkorf

Uit WikiWoordenboek


  • bloem·korf
enkelvoud meervoud
naamwoord bloemkorf bloemkorven
verkleinwoord bloemkorfje bloemkorfjes

de bloemkorfm [2]

  1. een mand gevuld met een bloemstuk
     Zuster Door had bij de fotografie gehuild en zij kende de man niet eens, groote menschen moeten niet huilen, huilen maakt een aangezicht Al rookend drentelde het knechtje de bak eens om en moest weêr aan een bloemkorf denken en aan de schulprand der hoed van Aal de vischvrouw en zoo was hij vanzelf aan een nieuw partijtje begonnen.[3]
  2. naam van een plant