binoculair
Uiterlijk
- Geluid: binoculair (hulp, bestand)
- bi·no·cu·lair
stellend | |
---|---|
onverbogen | binoculair |
verbogen | binoculaire |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord
binoculair
- (optica) voor twee ogen
- Een binoculaire verrekijker.
- Het woord binoculair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "binoculair" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Niet met deze vorm in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Optica in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 87 %
- Prevalentie Vlaanderen 85 %