bilateraal
Uiterlijk
- Geluid: bilateraal (hulp, bestand)
- bi·la·te·raal
- In de betekenis van ‘van twee kanten’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- afgeleid van lateraal met het voorvoegsel bi- [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bilateraal | bilateraler | bilateraalst |
verbogen | bilaterale | bilateralere | bilateraalste |
partitief | bilateraals | bilateralers | - |
bilateraal
- (medisch) aan twee kanten, in twee richtingen (buitenkanten)
- Bilateraal gehoorverlies.
- met, of van twee kanten, belangen, partijen etc.
- De topconferentie bracht geen overeenstemming, enkele landen zullen nu trachten een bilateraal akkoord te sluiten.
1. aan twee kanten, in twee richtingen (buitenkanten)
- Het woord bilateraal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bilateraal" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bilateraal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bilateraal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be