bijloop
Uiterlijk
- bij·loop
vervoeging van |
---|
bijlopen |
bijloop
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijlopen
- ... dat ik bijloop.
- Het woord 'bijloop' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijloop" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be