Naar inhoud springen

bero

Uit WikiWoordenboek

bero

  1. warm


  • be·ro
  • Afkomstig van het Duitse werkwoord beruhen, dat van het Duitse werkwoord ruhen komt.
  • Noors werkwoord met het voorvoegsel be-.
Naar frequentie 44590
vervoeging
onbepaalde wijs bero
tegenwoordige tijd beror
verleden tijd berodde
voltooid
deelwoord
berodd
onvoltooid
deelwoord
beroende
lijdende vorm beros
gebiedende wijs bero
vervoegingsklasse Klasse 4 zwak
opmerking

bero

  1. onovergankelijk rusten
  2. onovergankelijk zich bevinden, zijn
  3. onovergankelijk berusten op, gebaseerd zijn op
  4. onovergankelijk afhangen van
  • [1]: la saken bero
laat de zaak rusten
  • [2]: sakspapirene beror hos formannen
de processtukken bevinden zich bij de voorzitter

bero

  1. gebiedende wijs van bero

bero

  1. gebruikt alleen in de uitdrukking: stille i bero
  • stille (noe) i bero
iets laten rusten
iets verder laten rusten
iets blauwblauw laten