belastingvrij
Uiterlijk
- be·las·ting·vrij
- samenstelling van belasting en vrij
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | belastingvrij | belastingvrijer | belastingvrijst |
verbogen | belastingvrije | belastingvrijere | belastingvrijste |
partitief | belastingvrijs | belastingvrijers | - |
belastingvrij
- dat men door bepaalde omstandigheden over iets geen belasting hoeft te betalen wat anders meestal wel belastbaar is
- Deze econoom is bekend van het rapport dat hij maakte voor het Amerikaanse Congres in 2000. Daarin wordt sterk aangedrongen op het terugdringen van de rol van IMF en Wereldbank naar een nogal karige interpretatie van hun kernactiviteiten. Wie springt er in de bres voor de twee instituten? Ze zijn al niet erg populair in Washington. De betrokkenheid van het IMF bij de reddingsoperaties in de eurozone is de Amerikanen al langer een doorn in het oog. Zij roepen het IMF toch ook niet te hulp bij financiële problemen in, zeg, Kansas? De plaatselijke elite ergert zich intussen al langer aan de hoge, belastingvrije salarissen en bijvoorbeeld schoolvergoedingen voor veel medewerkers van beide instituten, vooral vanwege hun prijsopdrijvende effect.[1]
- Vanuit Algeciras vaart ongeveer ieder uur een fast-ferry in 40 minuten over de Straat van Gibraltar naar Ceuta. Jaarlijks komen naar schatting 1 miljoen toeristen naar Ceuta om belastingvrij te winkelen.[2]
1. dat men door bepaalde omstandigheden over iets geen belasting hoeft te betalen wat ander meestal wel belastbaar is
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord belastingvrij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.