bedding
Uiterlijk
- bed·ding
- Afgeleid van bed met het achtervoegsel -ing of naamwoord van handeling van het verouderde werkwoord bedden met het achtervoegsel -ing [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bedding | beddingen |
verkleinwoord | beddinkje | beddinkjes |
- de uitholling in het landschap waarin een stroom of beek zich voortbeweegt
- De bedding van de Eufraat heeft zich in de oudheid verplaatst, waardoor sommige steden in de woestijn kwamen te liggen en verlaten werden.
- ankerbedding, geschutbedding, kleibedding, rivierbedding, spoorbedding, spoorwegbedding, stroombedding, trambedding, winterbedding, zomerbedding
1. de uitholling in het landschap waarin een stroom of beek zich voortbeweegt
- Het woord bedding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bedding" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ bedding op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be