autoalarm
Uiterlijk
- au·to·alarm
- samenstelling van auto zn en alarm zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | autoalarm | autoalarmen |
verkleinwoord |
het autoalarm o
- een apparaat dat een, meestal luide, waarschuwing produceert als onbevoegden proberen een auto te openen
- ▸ Een 44-jarige man uit Enschede is maandag op heterdaad betrapt toen hij goederen uit een auto probeerde te stelen. Toen de 21-jarige eigenaar van de auto zijn autoalarm hoorde afgaan snelde hij naar zijn auto, waar hij een vreemde man in zijn auto aantrof.[1]
- ▸ Verdachte geluiden en daarna een gillend autoalarm: bewoners van de Kooikersdreef in Apeldoorn werden vannacht opgeschrikt door een autobrand.[2]
- Het woord autoalarm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Roel Lutkenhaus“Gewelddadige autodief op heterdaad betrapt” (17-03-2009), Tubantia
- ↑ Weblink bron Gerald Meijer“Autobrand wekt bewoners Kooikersdreef in Apeldoorn” (27 sep. 2019), Tubantia