ankert
Uiterlijk
- an·kert
vervoeging van |
---|
ankeren |
ankert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ankeren
- Jij ankert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ankeren
- Hij ankert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ankeren
- Ankert!
- Het woord ankert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.