ankers
Uiterlijk
- an·kers
de ankers mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord anker
- ▸ Hij prikte haar vast met zijn blik en de kinderen aan haar beide zijden leken wel ankers.[1]
- ▸ 190 In hoofdstuk zes roept Franciscus jongeren op om zorg te dragen voor hun wortels en deze door niemand te laten claimen of ontnemen: Wortels zijn geen ankers die ons vastketenen aan het verleden en ons verhinderen om in de huidige wereld aanwezig te zijn en iets nieuws te creëren - integendeel, ze zijn een ankerpunt 191 dat ons in staat stelt te groeien en nieuwe uitdagingen aan te gaan.[2]
- Het woord ankers staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Jesse Ball“Het duikersspel” (2020), Em. Querido's Uitgeverij , ISBN 9789021417974
- ↑ Jürgen Mettepenningen“Franciscus” (2019), Polis (uitgeverij), ISBN 9789463104951