Naar inhoud springen

aller

Uit WikiWoordenboek
  • Geluid:  aller    (hulp, bestand)
  • IPA: / ˈɑlər / (2 lettergrepen)
    • bij aller- [1] ligt de hoofdklemtoon van de samenstelling op áller: de állerliefste hond van Nederland
    • bij aller- [2] ligt de hoofdklemtoon van de samenstelling op het bijvoeglijk naamwoord: de allerlíéfste brief die ik kreeg
    • bij reduplicatie ligt de hoofdklemtoon van de samenstelling op het tweede áller: de aller-állerliefste vader van de wereld
  • al·ler
  • [A] genitief meervoud van al, gevormd met de oude uitgang -er[1] [2]
  • [B] datief enkelvoud al, gevormd met de oude uitgang -er

[A] aller

  1. van alle
    • Tot op heden is Beethoven nog steeds een van de meest beroemde en meest invloedrijke musici aller tijden. 
    • Loffeld, de aardigste aller trainers, die afscheid leemt van zijn lunchende spelers, terwijl voorzitter Aalbers gelaten toehoort. [3]

[A] aller-

  1. versterkend voorvoegsel bij een bijvoeglijk naamwoord in de overtreffende trap
    1. in hoogst mogelijke graad
      • Maar tal van interessante persoonlijke krachtmetingen gaven de pas in de tweede helft boeiende botsing der giganten nog een extra dimensie. De alleraardigste was die tussen Marco van Basten uit Utrecht en Romario da Souza Faria uit Rio de Janeiro, de wellicht twee beste spitsen ter wereld. [4]
    2. bij overdrijving gebruikt om een buitengewoon hoge graad van de stellende trap aan te geven
      • Jan 'Speedy' Lorré, handelaar in gebruikte wagens, koopt op zekere dag een alleraardigst autootje in voor weinig geld. [5]

[A] aller-aller-

  1. versterkend voorvoegsel (spreektaal) in hoogst mogelijke graad (door reduplicatie sterk benadrukte vorm van aller-, betekenis [1])
    • Het is een aller-alleraardigste vlotte, genoegelijke film. [6]
  • Samenstellingen met "aller" zijn ook mogelijk als het bijvoeglijk naamwoord bijwoordelijk gebruikt wordt.
• Skoda heeft een alleraardigst aangeklede Pickup op basis van de Favoriet. [7]
  • Voor het contrast staan hier telkens voorbeelden met het bijvoeglijk naamwoord aardig, maar samenstelling met "aller-" is bij de overtreffende trap van elk bijvoeglijk naamwoord mogelijk.
  • u aller vriend.
de vriend van u allemaal
  • ons aller <persoon>
<persoon> waarop we allemaal erg gesteld zijn
  • Alle / aller ogen zijn gericht op Kwatta

[B] aller

  1. (aan, voor, in of bij) alle (voor een woord met vrouwelijk genus)


aller

  1. nominatief mannelijk enkelvoud van alles.
  2. genitief vrouwelijk enkelvoud van alles.
  3. datief vrouwelijk enkelvoud van alles.
  4. genitief meervoud van alles.


stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aller
/ɑle/
allais
/ɑlɛ/
allé
/ɑle/
derde groep volledig

aller

  1. gaan, lopen, stromen
    «Tous les fleuves vont à la mer
    Alle rivieren stromen naar zee.


  • al·ler
all m v o mv
nominatief  aller   alli   all   alle 
datief  allem   aller   allem   alle 
accusatief  aller   alli   all   alle 

aller, m

  1. onbepaald nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud van all

aller, v

  1. onbepaald datief vrouwelijk enkelvoud van all