algemeniteit
Uiterlijk
- al·ge·me·ni·teit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | algemeniteit | algemeniteiten |
verkleinwoord |
de algemeniteit v
- het algemeen-zijn
- in z'n algemeniteit
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "algemeniteit" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
43 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be