afgeven
Uiterlijk
- af·ge·ven
- samenstelling van af bw en geven ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afgeven |
gaf af |
afgegeven |
klasse 5 | volledig |
afgeven
- overgankelijk achterlaten op de plek van bestemming
- Gevonden voorwerpen kunnen worden afgegeven bij de conciërge.
- inergatief bij aanraking een substantie afscheiden
- Kijk uit hoor, die muur geeft af.
- De rode handdoek heeft in de was afgegeven, nu hebben we allemaal roze onderbroeken.
- ~ op: iets of iemand niet goed vinden en dat ook zeggen
- Zij geven altijd af op hun ouders.
- [1] afleveren
1. achterlaten op de plek van bestemming
2. bij aanraking een substantie afscheiden
in te delen vertalingen
- Het woord afgeven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afgeven" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
afgeven
afgeven
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Sterk werkwoord klasse 5 in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Nedersaksisch
- Werkwoord in het Nedersaksisch
- Woorden in het Oost-Fries
- Werkwoord in het Oost-Fries