Naar inhoud springen

absolutus

Uit WikiWoordenboek
vervoeging van
absolvere

absolūtus

  1. passief perfectum van absolvere
    1. afgewikkeld, voltooid
    2. volmaakt, puur
    3. onbeperkt, onvoorwaardelijk, absoluut
    4. (juridisch) vrijgesproken
    5. (grammatica) op zichzelf staand, niet in betrekking tot een ander zinsdeel