abe
Uiterlijk
- a·be
- Werkwoord: afkomstig van het Oudnoordse woord apa; afleiding van het Deense zelfstandige naamwoord 'abe'
- Zelfstandig naamwoord: afkomstig van het Oudnoordse woord api
Naar frequentie | 2322 |
---|
abe
- alleen gebruikt in de uitdrukking 'abe efter' en in het werkwoord 'efterabe', zie aldaar
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | abe | aben | aber | aberne |
genitief | abes | abens | abers | abernes |
abe, g
- (primaten) aap, Haplorhini , Simiiformes
- «Mange af aberne sidder helt isoleret i stålbure uden mulighed for at udvise naturlig adfærd og under forhold, man aldrig ville byde en abe i en zoologisk have.»
- Vele apen zitten helemaal afgezonderd in stalen kooien en hebben niet de mogelijkheid om zich op een natuurlijke manier te bewegen en onder omstandigheden die je nooit een aap in een dierentuin zou bieden.
- «Mange af aberne sidder helt isoleret i stålbure uden mulighed for at udvise naturlig adfærd og under forhold, man aldrig ville byde en abe i en zoologisk have.»
- (figuurlijk) een situatie die aan apen herinnert
- (figuurlijk), (scheldwoord) mafkees
- (figuurlijk), (spreektaal) zwartepiet (schuld, probleem, verantwoordelijkheid)
|
- [1]: en flok aber
een horde apen
- [4]: sidde med aben
zitten met de zwartepiet (met het probleem)
- abe in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk