aanzienlijker
Uiterlijk
- aan·zien·lij·ker
aanzienlijker
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van aanzienlijk
- ▸ ' 'Je zou denken dat ze dan een aanzienlijker iemand gekozen zou hebben.[1]
- Het woord aanzienlijker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Victoria Holt“Gevangene van de Pasja” (1989), Saga, ISBN 9788726484915