aanwijzen
Uiterlijk
- aan·wij·zen
- samenstelling van aan en wijzen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanwijzen |
wees aan |
aangewezen |
klasse 1 | volledig |
aanwijzen
- overgankelijk door wijzen tonen
- Kun je mij het plein even aanwijzen op de kaart?
- overgankelijk tonen
- De snelheidsmeter wijst de snelheid aan.
- overgankelijk aanstellen
- ▸ Opgezet door een man die zijn vrouw had verloren en het hotel waar zij hun vakantie doorbrachten als de schuldige aanwees.[2]
- aanwijsbaar, aanwijsplaats, aanwijsplek, aanwijsster, aanwijsstok, aanwijstrojka, aanwijzer, aanwijzing
1. door wijzen tonen
- Het woord aanwijzen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanwijzen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ aanwijzen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Sterk werkwoord klasse 1 in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %