Marcus
Uiterlijk
- Mar·cus
- van Latijn Marcus, Romeinse naam, ook gedragen door verschillende personen in de Bijbel, waaronder de metgezel van Paulus en Paulus en schrijver van het oudste Evangelie [1] [2]
- [2] (verkorting) van "Het Evangelie van Marcus" of "Het Evangelie volgens Marcus"
enkelvoud | |
---|---|
nominatief | Marcus |
genitief | Marcus' |
Marcus m
- (religie) (christelijk) naam van een metgezel van Petrus en Paulus en schrijver van een van de Evangeliën
- (religie) (christelijk) boek in de Bijbel, een van de vier Evangeliën, vermoedelijk het eerste dat is ontstaan
- (mannelijke naam) jongensnaam
- [1], [2] Markus (Oudgrieks)
- Marcel, Marco, Mark
- [1], [2] Marcusevangelie
[2] boeken in de christelijke Bijbel
- Genesis
- Exodus
- Leviticus
- Numeri
- Deuteronomium
- Jozua
- Rechters
- Ruth
- 1 Samuel
- 2 Samuel
- 1 Koningen
- 2 Koningen
- 1 Kronieken
- 2 Kronieken
- Ezra *
- Nehemia
- Ester *
- Job
- Psalmen
- Spreuken
- Prediker
- Hooglied
- Jesaja
- Jeremia
- Klaagliederen
- Ezechiël
- Daniël *
- Hosea
- Joël
- Amos
- Obadja
- Jona
- Micha
- Nahum
- Habakuk
- Sefanja
- Haggai
- Zacharia
- Maleachi
- Apocriefen
- aanvullingen op boeken
hiervoor gemarkeerd met *
2. boek in de Bijbel
- Het woord 'Marcus' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Marcus op website: Etymologiebank.nl
- ↑ verklaring: Marcus in de Nederlandse Voornamenbank van het Meertens Instituut op de website van de KNAW
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Bijbeltaal in het Nederlands
- Verkorting in het Nederlands
- Eigennaam in het Nederlands
- Religie in het Nederlands
- Mannelijke naam in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal