Gnoche
Uiterlijk
- Gno·che
- Afkomstig van Duits: Knochen "been", "bot", dat op Middelhoogduits: knoche en Middelnederduits: knake en knoke teruggaat
enkelvoud (onbepaald) |
enkelvoud (bepaald) |
meervoud (onbepaald) |
meervoud (bepaald) | |
---|---|---|---|---|
nominatief | en Gnoche | der Gnoche | Gnoche | die Gnoche |
datief | me Gnoche | em Gnoche | Gnoche | de Gnoche |
accusatief | en Gnoche | der Gnoche | Gnoche | die Gnoche |
Gnoche, m
-
Gnoche
Botten
Categorieën:
- Woorden in het Pennsylvania-Duits
- Woorden in het Pennsylvania-Duits van lengte 6
- Woorden in het Pennsylvania-Duits met audioweergave
- Woorden in het Pennsylvania-Duits met IPA-weergave
- Pennsylvania-Duitse woorden naar herkomst uit het Duits
- Pennsylvania-Duitse woorden naar herkomst uit het Middelhoogduits
- Pennsylvania-Duitse woorden naar herkomst uit het Middelnederduits
- Zelfstandig naamwoord in het Pennsylvania-Duits
- Anatomie in het Pennsylvania-Duits