Naar inhoud springen

Breddich

Uit WikiWoordenboek
  • Bred·dich
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Breddich die Breddich Breddiche die Breddiche
datief re Breddich der Breddich Breddiche de Breddiche
accusatief en Breddich die Breddich Breddiche die Breddiche

Breddich, v

  1. (religie) preek, sermoen