Naar inhoud springen

-abel

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: abelAbel


Huidig
bestand
6
  • -a·bel

-abel

  1. vormt een bijvoeglijk naamwoord uit (de stam van een) werkwoord (vaak eindigend op "-éren")
    1. bij overgankelijke werkwoorden: in aanmerking komend voor, geschikt voor, in staat tot (wat het werkwoord uitdrukt)
    2. bij niet-overgankelijke werkwoorden: in staat of geneigd om te laten gebeuren (wat het werkwoord uitdrukt)
  2. vormt een bijvoeglijk naamwoord uit een zelfstandig naamwoord
    1. geschikt voor of leidend tot
    2. vallend onder
  • Het is niet altijd vast te stellen of een werkwoord op -eren en het verwante bijvoeglijke naamwoord op -abel beide zijn ontleend, of dat het om een afleiding in het Nederlands gaat. Vaak zal dit door taalgebruikers wel als een afleiding worden opgevat.