Naar inhoud springen

Vrijmetselarij in België

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De vrijmetselarij in België schoot voor het eerst wortel in de 18e eeuw.

La Parfaite Union in Bergen, gebouwd volgens de plannen van architect Hector Puchot in 1890

De geschiedenis van de vrijmetselarij op wat vandaag Belgische bodem is kan in vier formeel afgelijnde en inhoudelijk samenhangende periodes worden opgedeeld, die samenvallen met de invloed van vier verschillende maçonnieke jurisdicties of grootmachten. Een objectieve weergave is moeilijk omdat er weinig oude bronnen zijn en vele belangrijke bronnen ontoegankelijk zijn voor niet-vrijmetselaars. Zeker over de eerste beginjaren bestaat veel speculatie.

De Oostenrijkse periode

[bewerken | brontekst bewerken]

De geschiedenis van de vrijmetselarij in de Zuidelijke Nederlanden is de geschiedenis van de vrijmetselarij in de Oostenrijkse Nederlanden en het prinsbisdom Luik. Deze geschiedenis is te situeren in een periode die start met de Vrede van Utrecht in 1713 en eindigt met het uitbreken van de Franse Revolutie in 1789.

In vele maçonnieke geschiedenissen wordt gesteld dat de oudste vrijmetselaarsloge op Belgische bodem reeds in 1721 in het Henegouwse Bergen werd gesticht onder de naam Parfaite Union Mons. Tevens wordt gesteld dat in 1730 in het Vlaamse Gent en het Henegouwse Doornik twee verdere loges zijn ontstaan. Historische documenten die deze beweringen onomstotelijk bewijzen bestaan echter niet.

In 1738 verschijnt een Franse vertaling van een Engels vrijmetselaarsgeschrift van de hand van Samuel Pritchard (Masonry Dissected) in de Belgische contreien. Dit werd heruitgegeven in 1743 te Gent.

Historische bronnen bevestigen dat in het jaar 1743 een eerste loge wordt opgericht in Brussel onder de naam L'Égalité Bruxelles. De Fransman Joseph Uriot, een toneelacteur, was er lid van. Hij schreef in 1744 een boekje getiteld Le secret des franc-maçons mis en évidence. Hiernaast bestond zeer kortstondig een tweede loge, … Bruxelles genaamd. Beiden werden in 1743 gesloten in opdracht van keizerin Maria Theresia.

Vanaf 1740 werden er verschillende loges opgericht door buitenlandse militairen of burgers, die in België vertoefden en voornamelijk afkomstig waren uit Engeland en Frankrijk. Zo waren bijvoorbeeld Britse troepen aanwezig in de Zuidelijke Nederlanden van 1742 tot 1748 ten tijde van de Spaanse Successieoorlog en van 1755 tot 1762 ten tijde van de Zevenjarige oorlog. De vrijmetselarij verspreidde zich gestaag. Er bestonden loges in Philippeville (1744), in Namen (1747), in Antwerpen (1749), in Luik (ca. 1749), in Bergen (1748), in Ieper (ca. 1756) in Kortenberg (1756) en wellicht ook in Oostende (ca. 1746).

De personen die tijdens deze periode loges oprichtten hier ten lande deden dit op eigen initiatief en zonder mandaat van een buitenlandse obediëntie. Voorbeelden hiervan zijn Jean Rousset de Missy, Nicolas Louchier de Jericot en Thomas Chambers Cecil. Het staat historisch vast dat vele van deze loges voor korte, of langere tijd bestonden.

Maar deze organisatorische anarchie kon niet blijven duren, en er werden voorzichtige pogingen ondernomen om tot organisatorische en structurele samenwerking te komen.

In 1763 werd te Gent voor het eerst een loge opgericht, Le Candeur Gand, die erkend werd door een obediëntie, in casu de Grootloge van Holland uit de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Deze obediëntie was reeds in 1756 opgericht. In 1765 werd een tweede Gentse loge, La Bienfaisante Gand, eveneens erkend door het Grootloge van Holland.

In 1764/1765 werd de Aalsterse loge La Discrète Impériale Alost erkend met nummer 278/341 door de Grand Lodge of England. In 1768 werd een Gentse loge, La Constante Union Gand, erkend onder het nummer 427 en in 1770 werd een Doornikse loge, Les Frères Réunis Tournai, erkend onder nummer 394. De aanvraag van de Gentse loge La Discrète Imperiale et Royale Gand richting Grand Lodge of England werd niet aanvaard.

In het Prinsbisdom Luik ontstond de eerste vrijmetselaarsloge in 1749 onder de naam La Nymphe Liège. In 1760 werd de vrijmetselarij verboden door de toenmalige prins-bisschop. Zijn opvolger, Franciscus Karel van Velbrück, beschermde de orde (men heeft zelfs lang gedacht dat hij tot de vrijmetselarij was toegetreden), wat tot gevolg had dat ook priesters lid werden van de vrijmetselarij. Andere loges werden gesticht in 1770 en 1775.

In Bergen stonden sedert 1763 twee loges met elkaar in concurrentie, La Parfaite Union Mons en La Vraie et Parfaite Harmonie Mons. In 1765 wordt de Zuidelijke Nederlander François Markies de Gages ingewijd in de Bergense loge La Vraie et Parfaite Harmonie Mons. Als intimus van de Franse prins Louis de Bourbon-Condé, grootmeester van de historische Grand Loge de France, werd hij in 1776 benoemd tot Grand maître provincial et inspecteur général des loges rouges et bleues pour les provinces de Flandres, de Brabant et de Hainaut . Op deze wijze trachtte ook hij de onafhankelijke loges onder een centraal gezag te groeperen en te doen aansluiten bij Grand Loge de France. De Bergense loge La Vraie et Parfaite Harmonie Mons zou een belangrijke rol spelen bij dit proces. Maar vanuit de landelijke loges bestond er weinig animo voor het Franse project en slechts La Parfaite Égalité Bruges sloot zich aan. Verder introduceerde de Gages de hogere gradenvrijmetselarij in de Oostenrijkse Nederlanden.

Concurrentie ondervond de Gages bij zijn pogingen van de Fransman Jean de Vignoles, die toentertijd door de Oostenrijkse Nederlanden reisde. Hij was Provincial Grand Master for the Foreign Lodges, die voor rekening van de Grand Lodge of England de ontluikende vrijmetselarij op het vasteland opvolgde. Hij was hugenoot en contactman voor Nederland, Duitsland en de Oostenrijkse Nederlanden. In 1763 gaf de Vignoles samen met J.P. Dubois, die secretaris van de, toenmalige, Grootloge der Nederlanden was, een boekje met vrijmetselaarsliederen gepubliceerd onder de titel La lyre maçonne.[1] De drie bovenvermelde loges, die waren opgericht met een Engelse constitutiebrief, sloten zich aan bij de Provincial Grand Logde for the Foreign Lodges, samen met enkele andere loges. Maar ook zijn initiatieven waren geen onverdeeld succes.

Zegel en Grootzegel van de Provinciale Groot Loge van de Oostenrijkse Nederlanden.

Ten slotte was de Grand Lodge of Scotland als maçonnieke grootmacht aanwezig in de Belgische contreien, erkend door de Naamse loge La Parfaite Union Namur.

Echt succesvol begon de centralisatie van het maçonnieke gezag slechts te worden vanaf het moment dat beide heren besloten samen te werken. De Gages verliet het Franse kamp en sloot zich aan bij het Engelse kamp van de Vignoles. De samenwerking had succes. Op 17 december 1769 werd tussen beide grootmeesters een akkoord bereikt en een maand later, in 1770, werd de François de Gages Provincial Grand Master for the Austrian Netherlands, een provinciale grootloge van de Grand Lodge of England. Het oprichtingsjaar van de Provincial Grand Lodge for the Austrian Netherlands is dan ook 1770.

Onmiddellijk had de eenheidspoging succes. La Discrète Impériale Alost in Aalst, La Constante Union Gand (1768) in Gent en Les Frères Réunis Tournai in Doornik werden vervoegd door La Constante Fidélité Malines (1771) in Mechelen, L’Heureuse Rencontre Bruxelles en L’Union Bruxelles in Brussel. In 1779 waren dit reeds negen loges geworden. In 1786 waren er 26 loges lid van de provinciale grootloge. In 1776 sloot La Bienfaisante Gand zich aan bij de provinciale grootloge. Deze laatste loge fuseerde in 1783 met La Félicité Gand tot La Bienfaisante Félicité Gand.

De Luikse loges verkozen in groten getale hun onafhankelijkheid te bewaren, en weigerden zich aan te sluiten bij de Provincial Grand Lodge for the Austrian Netherlands. Enkele loges sloten zich aan bij de Grand Orient de France, die ondertussen de Grande Loge de France was opgevolgd.

Een edict uit 1764 vanwege keizer Frans I Stefan van het Heilige Roomse Rijk werd afgekondigd in een poging de vrijmetselarij in alle onderworpen gebieden te onderdrukken. Maar Karel van Lorreinen, zelf vrijmetselaar, landvoogd van de Oostenrijkse Nederlanden liet de vrijmetselarij ongemoeid.

Toen keizer Jozef II in 1780 aan de macht kwam hervormde hij dramatisch de vrijmetselarij, ook hier ten lande. Vanuit een verlicht rationalisme verbood hij in 1784 alle confrérieën en godvruchtige genootschappen en verving deze door één centrale Confrérie van de universele liefdadigheid.

Ook de loges werden slachtoffer van zijn verlicht despotisme en werden in een eerste fase geherstructureerd door de oprichting van een uniforme Grande Loge Provinciale Unie pour les Pays-Bays Autrichiens. In 1785 telde ze vijftien loges. Deze provinciale grootloge weigerde echter – in tegenstelling tot haar zusterobediënties uit Oostenrijk, Hongarije, Bohemen, Lombardije, Galicië en Zevenburgen – om zich aan te sluiten bij de Nationale Grossloge von Österreich. De reden hiervoor is te vinden in hun gerichtheid op de Zweedse Ritus die in de Belgische contreien onbekend was.

Jozef II verbood in 1785 tegelijkertijd het lidmaatschap van een loge bij een buitenlandse obediëntie, schafte de hoge gradenvrijmetselarij af en beperkte het aantal vrijmetselaarsloges tot drie loges te Brussel. In 1786 verbood hij alle maçonnieke activiteit. Het moet dan ook niet verbazen dat de heersende mentaliteit in de plaatselijke loges uitgesproken anti-Oostenrijks was en pro-Zuidelijke Nederlanden.

Van de ongeveer negentig verschillende loges die bestaan hebben gedurende de 18e eeuw in de Zuidelijke Nederlanden en het prinsbisdom Luik bestond meer dan de helft maar voor zeer korte tijd. Slechts 38 loges konden langer dan drie jaar ononderbroken werken. Slechts 16 loges konden tien jaar of langer bestaan, met name loges in Aalst (1), Antwerpen (1), Bergen (2), Bouillon (1), Brussel (3), Doornik (1), Gent (1), Luik (3), Luxemburg (1), Mechelen (1) en Namen (1).

Deze 18e-eeuwse vrijmetselaars behoorden hoofdzakelijk tot de gegoede middenklasse, de kleine adel en de burgerij. Loges die voornamelijk rekruteerden uit andere sociale klassen werden niet erkend door de Provinciale Grootloge voor de Oostenrijkse Nederlanden. Zo werd de Gentse loge La Constante Union Gand in 1781 heropgericht als De Stantvastige Eendracht Gent en hanteerde de volkstaal. Zij werd niet opgenomen en verdween opnieuw in 1786. Ook de in 1784 opgerichte Gentse loge La Félicité Bienfaisante Gand, de Antwerpse loge La Parfaite Union Anvers, de Brusselse loge L'Union Fraternelle en de Oostendse loge Les Trois Niveaux Ostende hadden gelijkaardige problemen.

Loges met vele adellijken en leden van de hogere burgerij hadden niet dergelijke problemen. Voorbeelden daarvan waren La Parfaite Intelligence Liège, Les Frères Réunis Tournai en Les Amis Thérésiens Mons. Deze laatste was een loge die uitsluitend uit katholieke geestelijken bestond. Een loge aan de Katholieke Universiteit Leuven bestaande uit studenten, geestelijken en adellijken werd verboden door de autoriteiten.

Gedurende deze periode woedt er een richtingenstrijd tussen de verschillende maçonnieke grootmachten. Zowel de Grand Lodge of England - via de Provincial Grand Lodge for the Austrian Netherlands - en de Grande Loge de France trachtten de trend te zetten. In mindere mate speelde de Grootloge van Holland of de Grand Lodge of Scotland een rol in dit proces. De Grande Loge Provinciale Unie pour les Pays-Bays Autrichiens nam de rol van de Engelse grootloge over tot aan de begrafenis van de vrijmetselarij.

Alhoewel de moederobediëntie lange tijd Engels was, stonden de loges in de Zuidelijke Nederlanden toch bloot aan Franse invloed. Na de oorspronkelijke erkenning en oprichting door de Engelse grootloge, wordt naar Frankrijk gekeken voor verdere inspiratie en ontwikkeling. De contacten met de continentale, Franse loges, waren frequent. Geen wonder dat ook bij ons de hoge-gradenvrijmetselarij zeer populair werd.

Na de hervormingen van keizer Jozef II van het Heilig Roomse Rijk bleef er in de Belgische contreien zo goed als niets meer over van de in de loop van de 18e eeuw gegroeide vrijmetselarij. Op het einde van de 18e eeuw begon aldus onder Frans, Nederlands en Belgisch bewind de totale heropbouw van de vrijmetselarij gedurende de ganse 19e eeuw.

De Franse periode

[bewerken | brontekst bewerken]
Zie vrijmetselarij in België onder het Frans bewind voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Deze periode begint formeel met het uitbreken van de Franse Revolutie in 1789. Ze eindigt met de nederlaag van keizer Napoleon Bonaparte te Waterloo, met het Congres van Wenen van 1815 in haar kielzog.

In 1789 brak het gewapende verzet uit tegen het bewind van keizer Jozef II van Oostenrijk in de provincies Brabant, Vlaanderen en Henegouwen, en een jaar later ook in Antwerpen, Namen, Limburg en Luxemburg. Deze opstand mislukte.

De Franse revolutionairen maakten gebruik van deze chaos om hun invloed in het Noorden te vergroten. Na de Slag van Fleurus in 1794 waren de Oostenrijkers definitief verdreven en namen de Franse revolutionairen hun plaats in.

Bij het begin van de Franse bezetting van de Zuidelijke Nederlanden en Luik in 1794 stond de vrijmetselarij in de Oostenrijkse Nederlanden op een zeer laag pitje. Van de drie loges die voorheen waren toegestaan in Brussel bestond er nog slechts één, Les Vrais Amis de l'Union Bruxelles, die in 1796 werd heropgericht. Veel loges hadden noodgedwongen elke activiteit moeten staken. Onder het Franse revolutionaire regime kende zij een eerste grote bloei. Dit kwam mede doordat er vele Franse militairen verbleven in de Belgische contreien. Slapende loges werden heropgericht, zoals de Gentse loge La Constante Union Gand in 1809 of nieuwe loges werden opgericht. Ook militaire loges schoten als paddenstoelen uit de grond. In 1798 werd door een groep Franse militairen en ambtenaren de Brusselse loge Les Amis Philanthropes Bruxelles opgericht. Deze loge zou zich later ontwikkelen tot spilfiguur in de verdere ontwikkeling van vrijmetselarij in onze gebieden.

Eind 1813 telden de negen verenigde departementen opnieuw 34 vrijmetselaarsloges. 6 hiervan waren reeds opgericht onder de Provincial Grand Logde of the Austrian Netherlands en overgegaan naar de Grand Orient de France, 28 loges werden opgericht vanuit de Grand Orient de France.

In tegenstelling tot de Britse en Oostenrijkse pogingen om tot eenheid te komen, werd er vanuit Franse hoek nooit een provinciale grootloge opgericht. De incorporatie van de Zuidelijke Nederlanden in Frankrijk was steeds de bedoeling. Van 1795 tot 1814 maakt de geschiedenis van de Belgische vrijmetselarij dan ook integrerend deel uit van die van de Grand Orient de France. In deze tijd werd de Franse invloed op de Belgische vrijmetselarij geconsolideerd en werd de trend richting uitgesproken vrijzinnigheid ingezet.

De Nederlandse periode

[bewerken | brontekst bewerken]
Zie ook het hoofdartikel: Vrijmetselarij in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

Het Noorden en het Zuiden werden in 1815 samengesmolten tot het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden op het Congres van Wenen. Koning Willem I der Nederlanden was vorst van de eenheidsstaat. Aldus was de rol van de Grand Orient de France structureel uitgespeeld. Maar inhoudelijk bleef ze de trendsetter. Niet alleen tot in 1830 met het uitbreken van de Belgische Revolutie, maar tot op heden.

Op dit moment telden de Zuidelijke Nederlanden 37 loges, waarvan 7 te Brussel (Les Vrais Amis de L'Union Bruxelles, Les Amis Philanthropes Bruxelles, La Candeur Bruxelles, L'Espérance Bruxelles, L'Heureuse Rencontre Bruxelles, La Paix Bruxelles en La Parfaite Amitié Bruxelles), 4 te Gent (La Félicité Bienfaisante Gand, Les Vrais Amis Gand, Septentrion Gand en La Saint)-Napoléon du Nord Gand), 3 te Antwerpen (Les Éleves de Thémis Anvers, Les Amis du Commerce Anvers en La Concorde Universelle), Luik (L'Étoile de l'Amitié Liège, La Parfaite Égalité Liège en La Parfaite Intelligence Liège) en Doornik (La Confrérie de Saint-Sébastien Tournai, La Constance Éprouvée Tournai en Les Frères Réunis Tournai), 2 te Leuven (Les Disciples de Salomon Louvain en La Constance Louvain) en Chaudfontaine (L'Étoile Chaudfontaine en La Nymphe Chaudfontaine), en telkens 1 te Boussu (Les Vrais Philanthropes Boussu), Brugge (La Réunion des Amis du Nord Bruges), Charleroi ( les Amis de la Vertu Charleroi), Hoei (Les Amis de la Parfaite Intelligence Huy), Kortrijk (L'Amitié Courtrai), Mechelen (La Concorde Malines), Bergen (La Concorde Mons), Namen (La Bonne Amitié Namur), Nijvel (Les Amis Discrets Nivelles), Oostende (Les Trois Niveaux Ostende), Spa (L'Indivisible Spa) en Verviers (Les Philanthropes Verviers).

Vlak nadien werden nog volgende loges opgericht: te Luxemburg-Stad (Les Enfants dela Concorde Fortifiée Luxembourg-Ville), te Sint-Niklaas (L'Aménité Saint-Nicolas), te Oudenaarde (Aurore Audenaerde), te Lokeren (L'Accord Parfait Lokeren), te Vlissingen (Les Amis Français Flessingue), te Sluis (L'Amitié Sans Fin), te Maastricht (La Constance Maastricht en La Parfaite Réunion Maastricht), te Roermond (La Liberté Constante Ruremonde).

De Brusselse loge Les Amis Philanthropes probeerde tevergeefs een Grande Loge de Belgique op te richten. Maar dit mislukte en het Grootoosten der Nederlanden verving haar en speelde tot 1830 een centrale rol.

Het Grootoosten der Nederlanden, onder grootmeester Prins Frederik der Nederlanden, werd geherstructureerd en opgedeeld in twee provinciale grootloges. De loges van de Zuidelijke Nederlanden werden in 1817 verenigd in de Grande Loge d'Administration des Provinces Méridionales des Pays-Bas. Prins Karel van Gavere, laatste directe afstammeling van de Graven van Hoorn, werd tot provinciaal grootmeester benoemd. Voor het Noorden was Anton Reinhard Falck provinciaal grootmeester.

In de praktijk bleef een wezenlijke integratie achterwege. Dit is te wijten aan de verschillende historische, godsdienstige, taal- en cultuurinvloeden die heersten in Noord en Zuid.

Prins Frederik was zeer kritisch tegenover elke hogere gradenvrijmetselarij, en ook kritisch aangaande de christelijke symboliek die veelvuldig gebruikt werd binnen de vrijmetselarij. Vooral in het Zuiden werd dit niet gewaardeerd. Onder het grootmeesterschap van Frederik der Nederlanden zijn de landmerken steeds in ere gehouden in Noord en Zuid en vonden er, bijvoorbeeld, geen discussies plaats over politieke en religieuze onderwerpen.

De hoofdbekommernis van de Grootloge der Nederlanden was de invloed van de Franse vrijmetselarij terug te dringen in het Zuiden. In 1830 brak echter de Belgische Revolutie uit. Met de onafhankelijkheid van België werd dit proces vroegtijdig gestaakt. De Belgische vrijmetselarij werd opnieuw volledig schatplichtig aan Frankrijk.

De Belgische periode

[bewerken | brontekst bewerken]
Zie ook het hoofdartikel: Geschiedenis van het Grootoosten van België

1830-1884: Belgische onafhankelijkheid en unionisme

[bewerken | brontekst bewerken]

Na de Belgische Revolutie werd op 23 februari 1833 de Grand Orient de Belgique opgericht onder de auspiciën van koning Leopold I van Saksen-Coburg-Gotha, die minstens 27 loges omvatte. De grootloge werd formeel als regulier erkend door de United Grand Lodge of England.

Alhoewel Leopold I, die ingewijd werd in het Zwitserse Bern in de loge l’Esperance Berne, grootmeester was, heeft hij deze functie nooit officieel waargenomen. Hij had dit toevertrouwd aan baron Goswin de Stassart.

Sommige loges zoals de Gentse loge Septentrion Gand en Les Vrais Amis Gand, de Lokerse loge L'Accord Parfait en de Sint-Niklaase loge L'Aménité bleven nog lange tijd trouw aan het Grootoosten der Nederlanden. In 1835 werd de Gentse loge La Félicité bienfaisante heropgericht onder het Grootoosten der Nederlanden. Het Gentse en Oost-Vlaamse orangisme bleef vele decennia nawerken.

Op 20 november 1834 ontstond onder impuls van de loge Les Amis Philanthropes Bruxelles de Université Libre de Bruxelles. Grootmeester Pierre-Théodore Verhaegen was de grote promotor.

In 1837 verscheen er van de hand van Kardinaal Engelbert Sterckx een schrijven gericht aan alle katholieken dat in navolging van de encycliek Mirari Vos uit 1832 het onverenigbaar was lid te zijn van vrijmetselaarsloges. Vele katholieken verlieten de loges, waaronder Félix de Mérode die in 1830 samen met Charles Rogier was ingewijd in de Brusselse loge L'Union des Peuples Bruxelles. In 1841 diende ook Goswin de Stassart, de eerste grootmeester, zijn ontslag in.

Er ontstond in 1837 een tegenhanger voor het Grootoosten van België, door de oprichting van de Fédération Maçonnique Belge in het Luikse, die echter geen lang leven was beschoren. Reden was interne tegenstand tegen het grootmeesterschap van Pierre-Théodore Verhaegen, die geen kans onbenut liet om de vrijzinnigheid verder te verspreiden.

Er werden dan ook geen katholieken meer opgenomen in de loge. De loges werden kernen van antiklerikaal verzet.

Tussen 1834 en 1842 richtte het Grootoosten van België veertien nieuwe loges op.

Onder impuls van de vrijmetselarij werd in 1841 de Société de l’Alliance opgericht, die in 1846 zou uitgroeien tot de liberale partij. Eugène Defacqz werd de eerste voorzitter. Hij was tevens grootmeester van het Belgische Grootoosten. In 1847 won de Association libérale et constitutionelle de parlementsverkiezingen en werd voor het eerst een homogeen liberaal kabinet gevormd, onder leiding van Charles Rogier, een vrijmetselaar. De liberalen konden decennia aan de macht blijven.

In 1854 werden de statuten gewijzigd en werd artikel 135, dat de behandeling van politieke en religieuze vraagstukken verbood, geschrapt. Van een goedmoedige en filantropische gezelligheidsvereniging was de Belgische vrijmetselarij geëvolueerd tot een strijdende vrijzinnige actiegroep. Het toelaten van politieke en religieuze discussies in de tempels, was in strijd met een van de fundamentele principes, de landmerken van de vrijmetselarij. Dit leidde tot de afsplitsing van een aantal loges, zoals Les Vrais Amis de l'Union Bruxelles, die zich onder de Opperraad van de Aloude en Aangenomen Schotse Ritus voor België schaarden. De erkenning door reguliere obediënties van het Belgische Grootoosten werd ingetrokken.

Nochtans is het opgeven van dit beginsel in de landen van Latijnse vrijmetselarij i.t.t. tot de landen van de Angelsaksische vrijmetselarij, niet zo eigenaardig. De reguliere vrijmetselarij - die vindt haar oorsprong in de opvattingen van de United Grand Lodge of England (U.G.L.E.) en een theïstisch of deïtisch wereldbeeld hanteert - is historisch ontstaan en gegroeid in gereformeerde cultuurgebieden waar het protestantisme reeds toonaangevend was. Omdat deze maatschappijen reeds hun absolutistisch karakter en dogmatische waarheidsaanspraken vanwege de kerk en staat hadden verloren, heeft de vrijmetselarij hierin geen actieve rol meer vervuld in het bereiken van deze maatschappelijke verandering. Daarom waren politieke en religieuze discussies binnen de loges ook niet meer noodzakelijk, om een kataliserende rol efficiënt te kunnen vervullen, en konden deze statutair worden verboden.

Want de Latijnse vrijmetselarij – die haar oorsprong in de opvattingen van het Belgische en Franse Grootoosten met betrekking tot de vrijmetselarij en die een agnostisch of atheïstisch wereldbeeld hanteren – zijn historisch ontstaan en gegroeid in niet-gereformeerde cultuurgebieden waar het katholicisme toonaangevend was. Omdat deze maatschappijen hun absolutistisch karakter en dogmatische waarheidsaanspraken vanwege kerk en staat nog niet hadden verloren heeft de vrijmetselarij hier eerst een actieve rol vervullen als katalysator van maatschappelijke verandering. Daarom waren politieke en religieuze discussie binnen de loges wel noodzakelijk, om deze rol efficiënt te kunnen vervullen.

De vrijmetselarij was de doorslaggevende factor en initiatiefnemer van wat we paramaçonnieke organisaties kunnen noemen. In 1863 werd de onder impuls van de vrijmetselarij de vereniging La Libre Pensée opgericht, die instrumenteel was in de strijd voor burgerlijke begrafenissen. De Ligue de l’enseignement, die niet alleen opkwam voor de verdediging van het rijksonderwijs maar de volledige laïcisering wilde doorvoeren, werd in 1864 door vrijmetselaars gesticht.

In 1817 was de Suprême Counseil de Rite Écossais Ancien et Accepté opgericht om de hogere graden van de Aloude en Aangenomen Schotse Ritus te verlenen. Ook binnen het Grootoosten van België waren deze hogere graden populair. Dit is een problematisch gegeven gebleven tot 1870 toen beide obediënties tot een vergelijk kwamen. Het Grootoosten van België ging exclusief de drie symbolische graden verlenen, terwijl de Opperraad exclusief de dertig hogere graden van de A.A.S.R. zal verlenen. Deze overeenkomst bleef bestaan tot 1959.

De oprukkende vrijzinnigheid ging verder. In 1872 schrapte het Grootoosten van België, tien jaar voor de Grand Orient de France, artikel 12 van de statuten elke verwijzing naar de Opperbouwmeester van het Heelal. Niet veel later werd de aanwezigheid van de Bijbel uit de loges gebannen. Daarmee verloor het Grootoosten van België zijn erkenning door de United Grand Lodge of England. Een aantal andere buitenlandse Grootloges verbrak dan ook de vriendschappelijke relaties met het Belgisch Grootoosten, terwijl de meeste andere de contacten tot een minimum beperkten. Op het einde van de 19e eeuw verloor het Grootoosten van België definitief zijn erkenning als reguliere obediëntie.

Prominente liberale politici, bijvoorbeeld Pierre Van Humbeeck en Jules Bara, bereidden binnen de loges en de liga de onderwijswet voor, die ze in 1879 in het parlement goedgekeurd kregen (zie Eerste schoolstrijd (1878-1884)).

In 1880 verbrak de liberale regering de diplomatieke betrekkingen met de Heilige Stoel en werden een aantal fnuikende maatregelen tegen de geestelijkheid genomen.

Onder de radicaal liberale regering Frére-Van Humbeeck (1878-1884) bereikte de politieke invloed van de loge een eerste hoogtepunt. De wet Van Humbeeck op het lager onderwijs bracht het land op de rand van de burgeroorlog. Bij de verkiezingen van 1884 leden de liberalen een verpletterende nederlaag en kon de katholieke oppositie de meerderheid verwerven, en deze voor drie decennialang behouden.

Van antiklerikaal werd de Belgische vrijmetselarij daarna gaandeweg antigodsdienstig. Deze evolutie liep parallel met het versterkt dogmatisme van de Katholieke Kerk, waarvan de pauselijke encycliek Quanta Cura uit 1864, en de hierbij horende Syllabus Errorum een illustratie zijn.

Gentse vrijmetselaarsloge Septentrion.

1884-1917: Katholieke meerderheid

[bewerken | brontekst bewerken]

Nu de Belgische vrijmetselarij geen directe regeringsmacht meer had, was er belangstelling voor interne zaken. Een actieve minderheid van de vrijmetselaars waren niet liberaal, en behoorden tot een meer radicale groep. De onbetwiste leider van de radicalen was Paul Janson, die grote belangstelling had voor sociale vraagstukken en voorstander was van het algemeen stemrecht.

In 1887 kwam het tot een open breuk met de gematigde liberalen en Janson richtte een progressieve partij op, die opkwam voor stemrecht voor alle burgers die lezen en schrijven konden, verplicht lager onderwijs, regeling van de kinderarbeid, wettelijk statuut voor de vakbonden, afschaffing van het lotingsysteem, gelijkheid van de twee nationale talen en volledige scheiding tussen Kerk en Staat. Dit programma sloot nauw aan bij dat van de in 1885 opgerichte Belgische Werkliedenpartij. Na de electorale doorbraak van de socialisten sloten vele radicalen zich dan ook aan de BWP. Tot op heden blijft de vrijmetselarij in België gedomineerd door deze twee ideologische bloedgroepen.

De politieke en ideologische tegenstellingen hielden een grote bedreiging in voor het Grootoosten. Dankzij de modererende invloed van Goblet d’Alviella en van de militaire auditeur en maçonniek auteur Pierre Tempels kon een definitieve breuk worden vermeden. Na 1894 werden de gemoederen bedaard door bindende stemmingen over politieke en religieuze thema's in loges te verbieden. Er groeiden in de grootsteden ook een veelheid aan loges, die een thuishaven werden voor diverse filosofische stromingen en aldus de interne discussies verminderden. Zo splitste in 1894 de Brusselse loge Les Amis Philanthropes Bruxelles in twee, de loge Les Amis Philanthropes sans numéro Bruxelles voor socialisten en Les Amis Philanthropes nº 2 Bruxelles. Deze afgesplitste nº 2 zou later opnieuw splitsen in een nº 2 alpha en nº 2 omega.

In 1881 werd te Brugge de loge La Flandre Bruges opgericht. In 1883 telde het Belgische Grootoosten 2.789 leden. In 1887 publiceerde de Brusselse uitgeverij Tillot een boek getiteld La Belgique maçonnique met daarin een lijst van 5.500 vrijmetselaars tussen 1830 en 1885.

In 1910 werd er een Belgische Ligue antimaçonnique belge opgericht, in navolging van gelijkaardige Franse initiatieven. Die waren er in Frankrijk gekomen omdat een groot schandaal was ontstaan toen bekend werd dat er een geheime dienst binnen de Grand Orient de France actief was die lijsten maakten van goede republiekeinen en slechte republiekeinen en deze lijsten aan de regering en gerecht bezorgden voor toekomstige benoemingen.

Op 21 november 1910 hield Georges Martin, grootmeester van de Ordre Maçonnique Mixte International Le Droit Humain een voordracht in de loge Les Amis Philantropes (nº 1) Bruxelles. Als gevolg hiervan werd op 22 februari 1911 de eerste Belgische D.H.-loge opgericht, nº 45 Egalité Bruxelles. Dat gebeurde in een tempel van Les Amis Philantropes (nº 1) Bruxelles. Vele loges zonden schriftelijke steunbetuigingen. Alhoewel het Belgische Grootoosten Le Droit Humaine nog niet officieel erkende werden vele vrijmetselaars geaffilieerd met deze gemengde obediëntie. Bijvoorbeeld leden van Les Amis Philantropes (nº 1) Bruxelles, Les Amis du Commerce et de la Perséverance Réunis Anvers, La Constance Louvain, Les Philadelphes Verviers en Le Travail Verviers.

Maar niet iedereen binnen het Belgische Grootoosten was het hiermee eens. In sommige gevallen kwam het opnieuw tot splitsingen. Zo is de loge Les Amis Philanthropes nº 3 Bruxelles ontstaan als afsplitsing van Les Amis Philanthropes (nº 1) Bruxelles in deze materie.

De ganse 19e eeuw werd de Belgische vrijmetselarij structureel uitgebouwd in relatief grote logistieke en structurele eenheid binnen het Belgische Grootoosten. De 20e eeuw zou echter aan deze eenheid definitief een einde maken en een toenemende verbrokkeling zou gaandeweg optreden.

1914-1918: Eerste Wereldoorlog

[bewerken | brontekst bewerken]

In 1913 telde de Belgische vrijmetselarij 4.300 leden. Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt de maçonnieke activiteit in bijna alle loges stilgelegd.

Tevens is er in 1913 een eerste schuchtere poging om tot verzoening met de Britse vrijmetselarij te komen. In Genval wordt de wilde loge Pax et Concordia Genval opgericht door Gustave Smets-Mondez, die tevens lid was van Les Amis Philanthropes nº ... Bruxelles. In 1914 verlegde deze loge haar werking naar Londen. In 1918 keert ze terug naar Genval, waar ze korte tijd later inslaapt.

Onder de Duitse bezetter worden wel enkele militaire loges opgericht op Belgische bodem, bijvoorbeeld loge Graal an der Schelde te Antwerpen (1915), Stern von Brabant te Brussel (1915) en Zum Eisernen Kreuz te Luik (1914).

Ook worden tijdelijk Belgische loges in het buitenland opgericht, bijvoorbeeld de loge Albert de Belgique, Grand Maître Charles Magnette en Grande Loge Chapitrale des Maîtres Ecossais de Saint-André te Londen, Nous Maintiendrons te Den Haag, La Belgique te Parijs, La Patrie nº 1 te De Panne en La Patrie nº 2 te Calais.

Deze loges verdwijnen kort na de Eerste Wereldoorlog, en het maçonnieke leven in België herneemt zijn werking. In 1918 telde de Belgische vrijmetselarij 3.700 leden.

1918-1939: Interbellum

[bewerken | brontekst bewerken]

Vanaf 1922 werden er officiële vriendschapsverdragen gesloten tussen de Franse Grand Orient en Le Droit Humain. In België werd de tweede D.H.-loge opgericht, Vérité Bruxelles in 1924. Andere loges volgden. Op 28 mei 1928 ontstond de Belgische federatie van de irreguliere internationale gemengde koepel van vrijmetselaarsloges Le Droit Humain die in 1893 te Parijs werd opgericht.

In het Interbellum werd de vrijmetselarij zwaar gecontesteerd langs katholieke zijde. Kranten zoals De Standaard, Gazet van Antwerpen, La Libre Belgique en Le Vingtième Siècle publiceerden scherpe kritiek op de vrijmetselarij. Ook de politiek rechterzijde, waarbij Léon Degrelle en zijn partij Christus Rex een belangrijke rol speelde, gaven openlijk kritiek.

In verschillende landen werd de vrijmetselarij buiten de wet gesteld. In de USSR in 1917, in Hongarije in 1919, in Italië in 1925, in Portugal en het Derde Rijk in 1935, in Polen in 1938 en in Spanje in 1940. In het kielzog van de Duitse en Russische veroveringen werd ook aldaar de vrijmetselarij buiten de wet gesteld. Individuele vrijmetselaars reisden naar Duitsland, Spanje en Italië en namen deel aan de strijd die daar woedt.

Vanaf 1939 viel de vrijmetselarij de Belgische neutraliteitspolitiek af en ijverden voor samenwerking met Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Voordien werd de neutraliteit gesteund en de hoop gesteld op de Volkenbond, waarvan een publieke verklaring van het Belgische Grootoosten uit 1925 stelde: op politiek vlak hetzelfde nastreeft als de vrijmetselarij op het moreel vlak. Het G.O.B. was dan ook medeoprichter van de Internationale Vrijmetselaarsfederatie voor de Volkenbond. Bepaalde radicale krachten binnen de Belgische vrijmetselarij stonden zelfs het algehele pacifisme voor.

Enkele loges voerden terug de aanwezigheid van de Bijbel en de aanroeping van de opperbouwheer van het heelal in tijdens hun werking. Een voorbeeld hiervan is loge Les Amis Philanthropes nº 2 Bruxelles die dit in 1939 doorvoerde. Het ging om een formele invoering van deze begrippen, met louter symbolische waarde.

1939-1945: Tweede Wereldoorlog

[bewerken | brontekst bewerken]

In 1939 had het Grootoosten van België zijn archief uit veiligheidsredenen overgebracht naar Londen. Wat er nog restte aan archiefmateriaal werd door de Duitse bezetter in beslag genomen en naar Duitsland overgebracht. Op het einde van de oorlog werden deze archieven door Sovjet-Russische troepen naar Moskou overgebracht.

Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog telde het G.O.B. 4.500 leden.

In 1941 werden op last van de Nationaalsocialisten alle loges gesloten. Deze regel gold trouwens niet alleen voor de vrijmetselarij ook andere broederschappen en esoterische groeperingen ondergingen hetzelfde lot.

De vrijmetselaarstempels werden opengesteld voor het publiek en er werden anti-maçonnieke tentoonstellingen in georganiseerd, bijvoorbeeld in Brussel, Gent, Luik, Namen, Kortrijk, Ieper, Oostende, Brugge, Leuven en Hasselt.

Opnieuw werden Belgische loges op vreemde bodem geopend, bijvoorbeeld de loge Belgique-Luxembourg in New York en Albert de Belgique te Londen. Enkele leden van het Grootoosten van België richtten zelfs loges op in concentratiekampen, bijvoorbeeld Liberté Chérie in Esterwegen en L'Obstinée in Fischbeck.

Ondanks deze moeilijke tijden bleven sommige loges in het geheim en ondergronds verder werken. Talrijke broeders werden dan ook door de Gestapo gearresteerd en enkelen stierven in de concentratiekampen.

Op het einde van de Tweede Wereldoorlog telde het G.O.B. nog 2.900 leden. De vrijmetselarij had slechts weinig nieuwe orde-leden gekend, en de neuzen waren allemaal richting Engeland, Canada en de Verenigde Staten gericht.

1945-heden: Postbellum

[bewerken | brontekst bewerken]

Na de oorlogsjaren komt de vrijmetselarij moeilijk terug op gang. Het Grootoosten richt slechts de eerste nieuwe loges op vanaf 1956. Onder aansturing van Herman Bekaert wordt binnen het Belgische Grootoosten gekeken of een samenwerking met de reguliere Angelsaksische obediënties tot de mogelijkheden behoort. Deze tendens zou voor onrust zorgen tot 1979 en voor afsplitsingen van loges en het vormen van nieuwe obediënties.

In 1954 hadden één derde van de loges van het Belgische Grootoosten het voorbeeld van Les Amis Philanthropes nº 2 Bruxelles nagevolgd. Intern werd er volop gediscussieerd, maar er werd geen compromis gevonden. Een poging om toe te treden tot de Conventie van Luxemburg, afgesloten tussen vijf reguliere obediënties uit Nederland, Luxemburg, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland in 1954, mislukte. Om aan de vernietigende discussie een einde te maken werd er een motie voorgelegd om verdere discussie te staken en alles bij het oude te laten. Deze resolutie werd op 8 maart 1954 aanvaard met 80 stemmen tegen 22.

In 1956 wordt de eerste Nederlandstalige loge van het Droit Humain opgericht, Broederschap Brussel.

Op 4 december 1959 besluiten enkele loges zich af te splitsen van het Grootoosten van België en richten twee dagen later te Luik de Grootloge van België op, in een poging de maçonnieke regulariteit opnieuw te verwerven. De letter van de statuten van de nieuwe obediëntie waren regulier, maar de geest van zeer vele vrijmetselaars was dit absoluut niet. Van de 5.000 leden van het Grootoosten van België stapten er 1.100 richting Grootloge over. In Brussel waren dat een 40tal, in Wallonië een 300tal en in Vlaanderen een 800tal.

De eerste erkenning gebeurde door de Opperraad voor België van de Aloude en Aangenomen Schotse Ritus in 1960. Deze opperraad voor het hogere gradensysteem van de Aloude en Aangenomen Schotse Ritus (A.A.S.R.) had in de 19e eeuw een historisch verdrag gesloten met het Belgische Grootoosten. Het G.O.B. had exclusieve bevoegdheid met betrekking tot de drie symbolische graden terwijl de opperraad exclusieve bevoegdheid kreeg voor de hogere graden. Dit verdrag werd in 1960 beëindigd met de erkenning van de G.L.B. Dit had de oprichting van een tweede, nieuwe opperraad tot gevolg die een nieuw exclusief verdrag met het Belgische Grootoosten afsloot.

De Grootloge van België werd in 1965 officieel erkend door de United Grand Lodge of England. Andere reguliere obediënties volgden.

In 1961 is het Belgische Grootoosten een van de elf initiatiefnemers van het Centre de Liaison et d'Information des Puissances Maçonniques Signataires de l'Appel de Strasbourg (C.L.I.P.S.A.S.), een internationale koepel van adogmatische obediënties in een poging om tot grotere internationale maçonnieke eenheid te komen.

Op 20 april 1974 richtte de Grand Loge Féminine de France (G.L.F.F.) een eerste loge in Brussel op. Er volgend bijkomende stichtingen in Luik, Brussel en Charleroi. In 1981 werd onder een Frans charter de Grande Loge Féminine de Belgique (G.L.F.B.) - Vrouwengrootloge van België (V.G.L.B.) opgericht.

In de jaren die hierop volgden ontstonden er opnieuw interne problemen met het principe van de Grote Architect van het Universum en de Opperbouwmeester van het Heelal. De kritiek kwam uit het buitenland dat enkel lippendienst aan deze beginselen werd gedaan. Bij herhaalde navraag door Angelsaksische obediënties bleek dit te kloppen. In 1979 verbrak de U.G.L.E. dan ook haar banden met het Belgische Grootloge, hierin snel gevolgd door vele andere obediënties.

Op 15 juni 1979 scheurden zich negen loges af van de Grootloge van België om de Reguliere Grootloge van België te vormen. Dit waren de loges L'Union Bruxelles, Les Trois Anneaux Bruxelles, Chevalier Ramsey Brussels, Marquis de Gages Waterloo, Les Trois Briques Waterloo, King Leopold I Mons, Les Disciples de Salomon Leuven, L'Avenir et L'Espérance Charleroi en De Wijngaardenrank Aarschot. Het betrof een 300tal vrijmetselaars.

De eerste erkenning gebeurde opnieuw door de Opperraad voor België van de Aloude en Aangenomen Schotse Ritus, die het verdrag met de G.L.B. verbrak. Als gevolg hiervan kwam er een derde, nieuwe opperraad bij die een nieuw exclusief verdrag met de G.L.B. afsloot. Enige tijd later werd zelfs een vierde, nieuwe opperraad opgericht, die zowel met G.O.B. als G.L.B. een verdrag afsloot met betrekking tot de hogere graden van de A.A.S.R.

Momenteel is de Reguliere Grootloge van België de enige Belgische obediëntie die wordt erkend door de United Grand Lodge of England en haar bondgenoten. Zij vertegenwoordigt echter slechts 7,5% van de Belgische vrijmetselarij.

De nacht van 28 september 1986 komt het Belgische Grootoosten in het nieuws naar aanleiding van een mysterieuze bomaanslag op zijn zetel, gevestigd aan de Lakensestraat 79 in Brussel. De avond van 29 september was een grote gemengde interobediëntiële zitting gepland vanwege Les Amis Philanthrophes (n° 1) Bruxelles, alwaar de PS-senator en fractieleider, en logebroeder, Roger Lallemand tekst en uitleg zou geven met betrekking tot zijn wetsvoorstel tot depenalisering van abortus provocatus. Als een gevolg van de aanslag kon de geplande logezitting niet doorgaan. De aanslag werd nooit opgeëist, en de daders werden nooit gevonden. Verdachtmakingen aan het adres van de anti-abortusorganisatie Pro Vita of voormalig advocaat Jean-Michel Systermans konden nooit hard worden gemaakt.[2]

Op 11 november 2006 werd te Brussel de gemengde obediëntie Lithos Confederatie van Loges opgericht. De initiatiefnemers kwamen uit het Grootoosten van België, Droit Humain, de Groot Loge van België en het Grootoosten van Luxemburg. Sommige loges, die oorspronkelijk behoorden tot Internationale Vrijmetselaarsorde Le Droit Humain, scheurden zich van deze laatste af, in een streven naar meer transparante werking, democratie en autonomie.

De situatie van de Belgische vrijmetselarij staat in sterk contrast met de situatie in de meeste andere landen van de wereld. Een kleine minderheid van de loges in België vertonen immers overeenkomsten met de meest gangbare vorm van vrijmetselarij, de zogenaamde reguliere vrijmetselarij, de zogenaamde Engelse strekking die er een deïstische visie op nahoudt. De meerderheid van de Belgische obediënties van vrijmetselaarsloges behoort tot de irreguliere vrijmetselarij, de zogenaamde Franse of adogmatische strekking. Zij bestaat in hoofdzaak uit atheïsten en agnosten die zich richten tegen het klerikale.

De invloed van de irreguliere vrijmetselarij op de Belgische politiek vanaf de 19e eeuw tot op heden is onloochenbaar. De oprichting, structurering en verspreiding van de liberale partij, de invoering van de burgerlijke begrafenis, het algemeen enkelvoudig stemrecht, echtscheiding, abortus, euthanasie en het homohuwelijk zijn maar enkele voorbeelden hiervan.

Organisatie en ledenaantal

[bewerken | brontekst bewerken]

In 1973 omvatte het Grootoosten 50 loges en 5500 leden, de Grootloge 30 loges en 2000 leden[3].

In 2009 tellen alle obediënties in België samen bij benadering een kleine 22.500 leden[4]: het Grootoosten van België circa 10.000, de Belgische federatie van Le Droit Humain circa 6.500, de Grootloge van België circa 3.500, de Reguliere Grootloge van België en de Vrouwengrootloge van België beiden circa 1.600, Lithos Confederatie van Loges circa 330 en de Grand Lodge of Scotland circa 100. Dit is de bulk van de loges en obediënties die actief zijn op Belgische bodem.

Volgens een enquête van De Standaard telt de georganiseerde vrijmetselarij in België anno begin 2012 25.000 leden. In de periode 2009 t.e.m. 2011 zijn een goede duizend leden bijgekomen, wat neerkomt op ca 1 lid per dag.[5]

Symbolische graden

[bewerken | brontekst bewerken]

Er opereerden de laatste decennia minstens vijftien obediënties op Belgische bodem die de drie klassieke graden van leerling, gezel en meester vergeven, waarvan drie reguliere en twaalf irreguliere, namelijk:

Exclusief voor mannen

[bewerken | brontekst bewerken]
  • Het Grootoosten van België (G.O.B.) is de grootste irreguliere koepel van loges, en heeft ruim 10.000 leden in 108 werkplaatsen. Ze werd opgericht in 1833. Deze obediëntie is aangesloten bij de vrijzinnige vrijmetselaarskoepel S.I.M.P.A. en C.L.I.P.S.A.S..
  • De Grand Lodge of Scotland (G.L.S.) is een reguliere koepel van vrijmetselaarsloges. De hoofdzetel is in Schotland, maar kent ook afdelingen in België, waar ze aanwezig is aanwezig sedert 1933 en beschikt over een loge in Brussel en Antwerpen, die samen maximaal 100 leden tellen. Ze werd opgericht in 1736 en wordt erkend door de United Grand Lodge of England (U.G.L.E.)
  • De Grootloge van België (G.L.B.) is een irreguliere koepel van loges en heeft ongeveer 3.500 leden verspreid over 60 werkplaatsen. Ze werd opgericht in 1959 als afsplitsing van het Grootoosten van België. Deze obediëntie is aangesloten bij de vrijzinnige vrijmetselaarskoepel S.I.M.P.A..
  • De Reguliere Grootloge van België (R.G.L.B.) is een reguliere koepel van vrijmetselaarsloges. Ze telt maximaal ongeveer 1.850 logebroeders, verdeeld over 60 werkplaatsen. Ze werd op 15 juni 1979 opgericht als een afscheuring van de Grootloge van België en wordt erkend door de United Grand Lodge of England (U.G.L.E.).
  • De Grande Loge Traditionnelle et Symbolique Opéra (G.L.T.S.O.) is een irreguliere Franse Koepel. In België had ze in de tachtiger jaren één loge, die is overgegaan op de G.L.B. Deze obediëntie is aangesloten bij de vrijzinnige vrijmetselaarskoepel C.L.I.P.S.A.S. Actueel zijn er twee zij het, Franstalige, loges in België aangesloten. Eén in Brussel en één in Kortrijk.
  • De Grande Loge Nationale Française (G.L.N.F.) is een Franse reguliere koepel. In België had ze enkele loges, die bij of kort na de stichting van de R.G.L.B. zijn overgegaan.

Exclusief voor vrouwen

[bewerken | brontekst bewerken]

Inclusief voor mannen en vrouwen

[bewerken | brontekst bewerken]
  • De internationale koepel van irreguliere gemengde vrijmetselaarsloges Le Droit Humain (D.H.) werd opgericht in Frankrijk in 1893 en kent een Belgische federatie. Deze obediëntie is actief in België sedert 1912. Ze heeft ongeveer 6.500, voornamelijk vrouwelijke, leden in 61 werkplaatsen. Deze obediëntie is aangesloten bij de vrijzinnige vrijmetselaarskoepel S.I.M.P.A..
  • De Gran Oriente Latinoamericano (G.O.L.A.) is een irreguliere Latijns-Amerikaanse koepel. In België heeft ze een loge, loge nº 28 Francisco De Miranda-Pensamiento Libertariote Aalst. Deze obediëntie is aangesloten bij de vrijzinnige vrijmetselaarskoepel C.L.I.P.S.A.S..
  • Het Grootoosten van Luxemburg (G.O.L.) is irreguliere gemengde koepel van loges en heeft een kleine 1.000 leden in 10 werkplaatsen, waarvan ook in België sedert 1999, met 2 loges in Vlaanderen en 1 in Wallonië. Ze werd voor het eerst opgericht in 1959. Deze obediëntie is aangesloten bij de vrijzinnige vrijmetselaarskoepel C.L.I.P.S.A.S. en S.I.M.P.A..
  • Het Souveräner Grossorient von Deutschland (S.G.O.v.D.) is een irreguliere gemengde koepel van loges, die werd opgericht in 2002 onder medewerking van G.O.B. en G.L.B. Zij telt 6 werkplaatsen en had tot eind 2007 een Belgische werkplaats, loge nummer 4 Lessing - Europäische Wanderloge te Brussel. Deze loge heeft ondertussen de obediëntie verlaten en is toegetreden tot Lithos Confederatie van Loges.
  • De Gran Logia Simbólica Española (G.L.S.E.) is een irreguliere gemengde Spaanse koepel van loges. De koepel werd opgericht in 1979. In België heeft deze obediëntie één loge, nummer 4 La Luz te Gent. Deze obediëntie is aangesloten bij de vrijzinnige vrijmetselaarskoepel C.L.I.P.S.A.S..
  • De Grande Loge Régulière Française (G.L.R.F.) is een Franse irreguliere koepel. In België heeft ze één loge, nº 27 Iona Bruxelles.
  • Lithos Confederatie van Loges (L.C.L.) is een gemengde irreguliere koepel, die in 2006 werd opgericht. De confederatie is voornamelijk samengesteld uit leden die oorspronkelijk behoorden tot Le Droit Humain en tot het Grootoosten van België. Ze staat open voor loges die ofwel exclusief heren, exclusief dames en inclusief heren en dames opnemen en telt meer dan 1000 leden in 32 loges in België en het buitenland.
  • Het Belgische Grootloge van de Aloude en Primitieve Ritus van Memphis-Misraïm is een korps dat uitsluitend onder de eigen leden rekruteert, en de 96 hogere graden van de Oude en Primitieve Ritus Memphis-Misraïm verleent. De Grootloge kent enkele werkplaatsen en enkele tientallen leden.
  • De Ordre Initiatique et Traditionnel de l'Art Royal is een Franse orde, en die uitsluitend werkt met de Operatieve Ritus van Salomon. In België heeft ze twee werkplaatsen, Le Sceau d'Erasme Bruxelles en ... Dinant.
  • De Grande Loge Mixte de France (G.L.M.F.) beschikt sedert 2009 over 1 werkplaats te Brussel. Er worden momenteel pogingen ondernomen om tot een Grande Loge Mixte de Belgique (G.L.M.B.) te komen.

Hogere graden

[bewerken | brontekst bewerken]

De Aloude en Aangenomen Schotse Ritus is veruit het populairste hogere gradensysteem in België. Historisch werd deze ritus vaak in de irreguliere vrijmetselarij gehanteerd. Daarnaast zijn er nog enkele andere systemen in zwang, die uit de Angelsaksische vrijmetselarij stammen. circa 20 % van de vrijmetselaars afkomstig uit de basisgraden werken ook in hogere graden.

Er opereerden de afgelopen decennia minstens tien korpsen op Belgische bodem, die hogere graden toekenden:

Exclusief voor mannen

[bewerken | brontekst bewerken]

Exclusief voor vrouwen

[bewerken | brontekst bewerken]

Inclusief voor mannen en vrouwen

[bewerken | brontekst bewerken]

Werkzaamheden

[bewerken | brontekst bewerken]

Over de doelstellingen en de werkzaamheden van de leden die behoren tot deze discrete genootschappen bestaat een uitgebreide literatuur. Ook op het internet zijn talrijke sites van loges te vinden, die de doelstellingen en het streven van de vrijmetselarij nader toelichten. Vroeger was het ongewoon dat loges met een gemeenschappelijk standpunt naar buiten traden. Vandaag stellen we vast dat diverse ordes en loges stelling nemen en die stellingen in de media en op het internet verspreiden.

De meest vooruitstrevende werkplaats op dit gebied is de Loge Georges Beernaerts Antwerpen (G.O.B.), genoemd naar een voormalig generaal en opperbevelhebber van de Belgische Strijdkrachten en ex-Grootmeester van het Grootoosten van België. Voorts stelt de Belgische Federatie van Le Droit Humain het artikel 37, van de Europese Conventie, in vraag omdat het in tegenspraak is met de scheiding van Kerk en Staat. Le Droit Humain spoort aan voor het organiseren van een dialoog tussen de 'Kerken' en de instellingen van de Unie.

De diverse verklaringen van maçons in de media (onder andere in Knack, De Standaard, La Dernière Heure en Trends) beamen deze zienswijze. Via zoekrobots als Google zijn ook ritualen, teksten, tekens en afbeeldingen in zowat alle talen voor iedereen bereikbaar. Hierbij dient wel gemeld dat de aanwezigheid van deze informatie niet dankzij, maar ondanks de medewerking van de georganiseerde vrijmetselarij beschikbaar is.

Diverse maçonnieke sites geven trouwens een uitgebreid overzicht van hyperlinks naar andere verwante ordes en loges.

Voorts zijn ook de doelstellingen van Lithos Confederatie van Loges via het internet voor iedereen beschikbaar.

Enkele liberale loges zoals het Grootoosten en Le Droit Humain benadrukken dat de vrijmetselarij ook een levenshouding is buiten de muren van hun ‘tempel’. Aldus leest men op de website van de orde Le Droit Humain de volgende passage: Buiten die principes, eigen aan elke Vrijmetselarij, heeft de Belgische federatie van Le Droit Humain een paar eigen kenmerken: (…) niet willen dat de maçonnieke benadering ophoudt bij de Tempelpoort. (…) Het uitdragen van Vrijmetselaarsideeën buiten de Tempel is een persoonlijk engagement dat men in volle vrijheid en onafhankelijkheid neemt, maar waarbij men discreet blijft over de herkomst van de ideeën.

Maçonnieke verenigingen

[bewerken | brontekst bewerken]

Maçonnieke verenigingen zijn verenigingen die uitsluitend uit vrijmetselaars bestaan en zich uitsluitend tot de vrijmetselarij richten en opereren binnen de vrijmetselarij.

Er bestaan of bestonden in België een aantal verenigingen die de studie en het onderzoek van de vrijmetselarij beoefenen. Voorbeelden hiervan zijn:

  • Vrijmetselaarsvereniging Testimonia Macionica (TEMA) te Gent (G.O.B., D.H. en G.L.B.): tijdschrift Testimona Macionica
  • Vrijmetselaarskring Eureka te Brussel (…)
  • Vrijmetselaarskring Bartholdi te Brussel (G.O.B., D.H. en G.L.B.): tijdschrift Praxis
  • Vrijmetselaarskring Agora te … (…)
  • Fonds Marcel Hofmans (G.O.B.): uitgeverij
  • Stichting Fama Fraternitatis (G.O.N.): uitgeverij
  • Leerstoel Théodore Verhaegen aan de ULB en VUB (G.O.B, D.H. en G.L.B.)
  • Studieloge Ars Macionica te Brussel (RGLB): tijdschrift Acta Macionica
  • Tijdschrift Logos (G.O.B.)
  • Tijdschrift Thoth (G.O.N.)

Broederkringen

[bewerken | brontekst bewerken]

Andere voorbeelden hiervan zijn broederkringen of fraternelles. Fraternelles bestaan uitsluitend uit vrijmetselaars die samen één bepaalde kwaliteit gemeenschappelijk hebben. Zo is er de fraternelle van de parlementsleden, de broederkring Bartholi, de fraternelle van de advocaten. Vanuit eenzelfde achtergrond of beroepsinteresse wordt samengekomen. Deze fraternelles kunnen binnen één en dezelfde obediëntie opereren, of interobediëntieel zijn.

Over broederkringen schrijft historicus Andries Van den Abeele het volgende:

Ook al zijn veel loges, zoals we bij herhaling hebben aangetoond, vaak in meerderheid samengesteld uit broeders die eenzelfde of een soortgelijk beroep uitoefenen, toch tellen ze allemaal leden die uiteenlopende activiteiten vertegenwoordigen. Dit wordt door de leden niet alleen als een noodzaak, maar vooral ook als een verrijking beschouwd. Loges die, zoals in de achttiende en negentiende eeuw, of zoals thans nog sommige Angelsaksische loges, één enkele beroepscategorie zouden groeperen - militairen, advocaten, magistraten, politie-ambtenaren - komen op het continent niet voor. Dit belet niet dat men een middel gevonden heeft om te voldoen aan een behoefte, nl. bij tijd en wijle samenkomen met beoefenaars van eenzelfde beroep of leden met eenzelfde doelstelling. Naar het Franse model is men broederkringen of fraternelles gaan organiseren. Zij hebben tot doel de banden nauwer aan te halen tussen broeders uit eenzelfde beroep, of uit eenzelfde sportieve, artistieke, culturele of maatschappelijke belangstellingssfeer. Een Unie van de broederkringen zorgt voor de coördinatie tussen de verenigingen en voor de verbinding met de obediënties. De broederkringen groeperen vrijmetselaars uit de verschillende obediënties. Soms zijn ze uitsluitend voor mannen toegankelijk. Zelfs leden van de Reguliere Grootloge, die nochtans geen formele contacten mogen onderhouden met de irregulieren, maken van deze broederkringen deel uit. Ze beschouwen die als informele contacten, want de irregulieren zijn in hun ogen immers geen echte vrijmetselaars. […] Wanneer politici, kabinetsleden, journalisten, magistraten, ambtenaren, letterkundigen, architecten, professoren, advocaten, geneesheren, en veel andere beroepsgroepen mekaar op louter professionele basis ontmoeten, kan men zich de vraag stellen of niet in deze vorm van informele samenkomsten het gevaar of minstens het risico aanwezig is van de noyautage en van preferentiële diensten waar men vaak, terecht of ten onrechte, de vrijmetselaars van beschuldigt. Buiten de loges gelooft niemand dat de vrijmetselarij zich zou onthouden van interventies in de professionele promotie van haar leden en daarin heeft men gelijk, schrijft professor [Leo] Apostel. Hiermee raken we een van de tere punten aan, die de rechtzinnige maçons ongetwijfeld moeten bekommeren en waarover zij zowel binnen de vrijmetselarij als tegenover de buitenwereld klare wijn zouden moeten schenken.[6]

Van den Abeele wordt bijgetreden door onderzoeksjournalist Jan Puype, die stelt:

Terwijl de onschuld van de broeders die samenkomen omdat ze verzot zijn op boten en jachten overduidelijk is, is het anders gesteld met een aantal van de beroepsmatige Fraternelles. Want naast architecten, professoren, bankiers, verzekeraars, advocaten en geneesheren blijken ook de magistraten, militarien, kabinetsleden, politici, journalisten en ambtenaren hun onderonsjes te hebben.[7]

Ook vrijmetselaar Jan De Zutter, voormalig journalist van De Morgen en socialistisch technocraat bevestigt het reële gevaar van deze broederkringen:

Wanneer er binnen de vrijmetselarij zaken zouden gebeuren die niet door de beugel kunnen, dan lenen Broederkringen zich daar uitstekend voor. Daarom ben ik er ook nooit naartoe gegaan omdat ik vind dat daar een grote kans op beïnvloeding bestaat, dus invloed vanuit de maçonnerie op het profane leven.[7]

Dr. Pierre Simon voormalig grootmeester van de Grande Loge de France, een irreguliere obediëntie, bevestigde onlangs niet enkel de abstracte werking van broederkringen, maar gaf uitsluitsel over de praktische verwezenlijkingen van de broederkring die werkzaam is in de schoot van de Franse Assemblée Nationale:

Depuis 40 ans, le combat que nous menons a toujours été le même: contraception, libératoin des comportements sexuels, avortement, homosexualité et euthanasie... Nous avions l’appui d’une grande fraternelle parlementaire souhaitant arracher l’homme à l’oscurantisme multi-séculaire et le faire descendre du ciel à la terre.[8]

Ook in België bestaat er een broederking van parlementairen.

Paramaçonnieke verenigingen

[bewerken | brontekst bewerken]

Het begrip paramaçonnieke vereniging heeft meerdere betekenissen. De exacte definitie is niet eenduidig.

Eerste betekenis

[bewerken | brontekst bewerken]

Sommige auteurs alluderen op verenigingen die de vrijzinnigheid maatschappelijk uitdragen en die – meestal - de vorm van rechtspersonen aannemen. Zij staan formeel los van de georganiseerde vrijmetselarij, maar hun materiële doelstelling, initiële beslissing tot oprichting, personele invulling op bestuursvlak en algemeen beleid wordt in belangrijke mate, maar niet uitsluitend, door vrijmetselaars gestuurd. Ze werken binnen de profane wereld en zijn daarin maatschappelijk actief.

Het zijn verenigingen die de humanistische vrijzinnigheid genegen zijn en uitdragen. Door hun gedachtegoed is in de afgelopen anderhalve eeuw de vrijzinnigheid in België politiek en maatschappelijk gerealiseerd.

Een historisch overzicht van tientallen van dergelijke verenigingen is terug te vinden in de ‘Dictionnaire historique de la laïcité en Belgique’.[9] Hierin worden tevens de maçonnieke wortels van dergelijke verenigingen aangeduid.

Voorbeelden hiervan zijn:

Tweede betekenis

[bewerken | brontekst bewerken]

De term paramaçonniek heeft ook betrekking op de zogenaamde broederkringen of fraternelles, verenigingen die enkel bestaan uit vrijmetselaars en wiens doelstellingen zich uitsluitend beperken tot de vrijmetselarij. Het zijn verenigingen van maçons met dezelfde interesses. De Belgische maçonnoloog René Pieyns stelt dat de vrijzinnigheid enerzijds bestaat uit para-maçonnieke verenigingen en anderzijds uit broederkringen:

Men kan de talloze broederkringen (per beroep of interesse) van de Belgische en Franse VM tot de vrijzinnigheid rekenen, evenals de meeste paramaçonnieke organisaties: caritatieve, wetenschappelijke, culturele, ethische, filosofische, sociale, pedagogische verenigingen, in beide landen meestal gesticht en bemand door maçons.[10]

Dat de meeste vrijmetselaars het gedachtegoed van de vrijzinnigheid steunen is een feit. De georganiseerde vrijzinnigheid heeft echter geen uitstaans met de vrijmetselarij.

De Belgische maçonnoloog Andries Van den Abeele bevestigt Pieyns' stelling:

De vrijmetselarij trad ook op als inspirator en initiatiefnemer van wat we para-maçonnieke organisaties kunnen noemen. … het Humanistisch Verbond, Het Vrije Woord, de Vereniging voor Nederlandstalig vrijzinnig onderwijs, het Vrijzinnig Laïciserend Centrum, de Vrienden van de VUB, de Vrienden van De Morgen, de Ouderverereniging voor de moraal, het Lentefeest van de vrijzinnige jeugd, de Vereniging voor Crematie, de Oudstudentenbond van de VUB, de Centra voor gezinsplanning en seksuele opvoeding alsook sommige meer lokale initiatieven. Ook in het Willemsfonds, het Vermeylenfonds en de Liga voor de Mensenrechten wordt maçonnieke aanwezigheid nagestreefd. … De ‘’Ligue de l’Enseignement’’, die niet alleen opkwam voor de verdediging van het rijksonderwijs maar in dit onderwijs de volledige laïcisering wilde doorvoeren, werd in 1864 door vrijmetselaars gesticht. Prominente liberale politici zoals Pieter Van Humbeeck (1829-1890) … en Jules Bara (1835-1900) bereidden binnen de loges en de liga de onderwijswet voor, die ze in 1879 in het parlement goedgekeurd kregen. ... Om de burgerlijke begrafenissen waardig te kunnen organiseren, richtten vrijmetselaars in 1863 ‘’La Libre Pensée’’ op.[11]
In de vrijzinnige organisaties … heerst een latente onvrede over de ‘’greep’’ van de loges op de vrijzinnigheid. Sommigen beschouwen dit als ‘’een staat in de staat’’ en vrezen dat de broeders binnen deze organisaties mekaar bevoordelen de invloedrijkste functies onder elkaar verdelen.[12]

Ook voormalig adjunct-grootmeester van de Reguliere Grootloge van België, Piet van Brabant (christen en tegenstander van de irreguliere vrijmetselarij) bevestigt uitdrukkelijk het bestaan en de werking van paramaçonnieke verenigingen:

Door toedoen van allerlei laïciserende organisaties (Unie van Vrijzinnige Verenigingen, Humanistisch Verbond, Oudervereniging voor de Moaal) werden na de Tweede Wereldoorlog zelfs initiatieven genomen ter vervanging van de al te religieus getinte riten. Zo kent het ‘Feest van de Vrijzinnige Jeugd’, de tegenhanger van het [katholieke] Communiefeest, een groeiend succes.[13]

De Belgische vrijmetselaar Urbain Langenaken uit Limburg stelt in De Standaard het volgende:

Ook de vrijzinnige ontmoetingscentra zitten in de lift. Nu al kunnen vrijdenkende Limburgers terecht in Tongeren, Maaseik en Hasselt. Maar binnenkort openen antennecentra hun deuren in Bilzen en Sint-Truiden. In Genk bestaan plannen voor een nieuw ontmoetingscentrum. Toch zijn vrijzinnige ontmoetingscentra geen synoniem voor maçonnieke tempels. "’’Er is een band tussen de ontmoetingscentra en de loges, maar die is zeker niet rechtstreeks’’, zegt Langenaken.[14]

Ook Frans vrijmetselaar en maçonnoloog Daniel Morfouace bevestigt het bestaan en de werking van paramaçonnieke verenigingen:

(Vraag vanwege journalist Matthieu Fauroux van het Franse tijdschrift L’Express) Quelles ont été les grandes luttes menées par les franc-maçons à Lille? (Antwoord vanwege Daniel Morfouace, vrijmetselaar en maçonnoloog, lid van de Conseil de l’Ordre du Grand Orient de France) Comme sur le plan national, la franc-maçonnerie s’engage fortement dans le combat pour la séparation des Eglises et de L’Etat, qui n’intervient effectiviement qu’en 1905. Les loges soutiennent ainsi la création de la Ligue de l’enseignement.. Elles s’impliquent en faveur de la révision du proces de Dreyfus et lancent la Ligue des droits de l’homme à Lille.[15]

Hij wordt bijgetreden door Alain Bauer, voormalig grootmeester van de Grand Orient de France:

En 2003, les célébrations du 275e anniversaire de la franc-maçonnerie en France ont constituées un succès indéniable, mais exceptionelle … Le Grand Orient [de France], première obedience française, a, en fait, peur de lui-même et de sa place dans la société. Ses membres s’investissent dans la Ligue de l’enseignement, dans la Ligue des droits de l’homme ou au sein du mouvement mutualiste …[16]

Bekend is dat Belgische vrijmetselaars aan de basis lagen van de oprichting van de VUB-ULB, teneinde de gewetensvrijheid te garanderen. In het buitenland treedt de para-maçonnerie op de voorgrond in de vorm van armenzorg, ziekenhuizen, bejaardentehuizen en scholen. Wel is het zo dat in België behoorlijk wat vrijmetselaars lid zijn van zowel caratitieve, culturele als vrijzinnige kringen. De liberale maçonnerie mag dan wel het vrijzinnig humanistisch gedachtegoed genegen zijn, toch heeft maçonnerie geen uitstaans met vrijzinnigheid.

Derde betekenis

[bewerken | brontekst bewerken]

Een derde betekenis van para-maçonnieke verenigingen slaat op die verenigingen die de maçonnieke structuren hanteren maar qua inhoud (soms) ver verwijderd zijn van het maçonnieke gedachtegoed. Voorbeelden hiervan zijn: de neo-Rozenkruisers, de Martinisten, de Tempeliersordes, de Odd Fellows, enz.

  • Ad. CORDIER, Histoire de l'ordre maçonnique en Belgique, Bergen, 1854 (reprint Brussel 1983).
  • Paul DUCHAINE, La franc-maçonnerie belge au XVIIIe siècle, Brussel, 1911.
  • Bertrand VAN DER SCHELDEN, La franc-maçonnerie belge sous le régime autrichien, Leuven, 1923.
  • P.J. VAN LOO, Geschiedenis van de Orde der Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden, Den Haag, 1967.
  • Michel DIERICKX, De vrijmetselarij, de grote onbekende, een poging tot inzicht en waardering, Antwerpen/Utrecht, 1967.
  • B. CROISET VAN UCHELEN, e.a., De beoefeningder Koninklijke Kunst in Nederland. Een cultuurgeschiedkundige platenatlas der vrijmetselarij in Nederland, Den Haag, 1971.
  • Werkgroep Vrijmetselaars in Vlaanderen, VZW, Progressieve Vrijmetselarij, Elsevier Sequoia, Brussel, 1975.
  • John BARTIER, Laïcité et franc-maçonnerie, Brussel, 1982.
  • Leo APOSTEL, Freemasonry, a philosophical essay, Brussel, 1985.
  • John HAMILL, The Craft, a history of English freemasonry, Londen, 1986.
  • Piet VAN BRABANT, De Vrijmetselaars, 1990.
  • Andries VAN DEN ABEELE, De kinderen van Hiram, Roeselare, Roularta Books, 1991 & 2010.
  • John HAMILL, Freemasonry, a celebration of the Craft, 1992.
  • Piet VAN BRABANT, Lexicon van de Loge. Handboek voor vrijmetselaars, 1993.
  • Luc NEFONTAINE, La francmaçonnerie, 1993.
  • Piet VAN BRABANT, In het hart van de loge: riten, symbolen en inwijdingen, 1995.
  • Guy SCHRANS, Vrijmetselaars te Gent in de XVIIIe eeuw, Gent, 1997.
  • Jimmy KOPPEN, Passer en Davidster, 2000.
  • Piet VAN BRABANT, De vrijmetselarij in Nederland en Vlaanderen, 2003.
  • Jeffrey TYSSEN (dir.), Van wijsheid met vreud gepaard. Twee eeuwen vrijmetselarij in Gent en Antwerpen, 2003.
  • Kris TYS, Hiram aan de Schelde, 2006.
  • Piet VAN BRABANT, De spiritualiteit van de vrijmetselaar, 2006.
  • Jimmy KOPPEN, Tussen wetenschap en pseudo-historiografie: onderzoek naar vrijmetselarij in België, in: G. Vanthemsvche, M. De Metsenaere & J. Cl. Burgelman (eds), De tuin van Heden. Dertig jaar wetenschappelijk onderzoek over de hedendaagse Belgische samenleving, Brussel, 2007.
  • Jimmy KOPPEN, Vrijmetselarij voor dummies, 2008.
  • Jeffrey TYSSEN, In vrijheid verbonden. Studies over Belgische vrijmetselaars en hun maatschappijproject in de 19de eeuw, 2009.
  • Alain BAUER & François KOCH, Faut-il avoir peur des francs-maçons? , 2010.
  • Paul de Pessemier 's Gravendries, De impact van de 20 ons bekende vrijmetselaars op de stichting van België, in: Acta Macionica, nr. 26 (2016), blz. 279-336.
Zie de categorie Freemasonry in Belgium van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.