Naar inhoud springen

Jan Vranken (jurist)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Jan Vranken
Plaats uw zelfgemaakte foto hier
Persoonlijke gegevens
Geboortedatum 1948
Geboorteplaats Echt
Academische achtergrond
Alma mater Radboud Universiteit NijmegenBewerken op Wikidata
Proefschrift Kritiek en methode in de rechtsvinding (1978)
Promotor J.C.M. Leijten
Wetenschappelijk werk
Universiteit Tilburg University
Soort hoogleraar Emeritus hoogleraar
Bekende werken Algemeen deel **, Algemeen deel *** en Algemeen deel **** van de Asser-serie
Functies
1992–1997 Advocaat-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden

Jan Bernardus Marie Vranken (Echt, 1948) is een Nederlands emeritus hoogleraar privaatrecht aan de Universiteit van Tilburg.[1]

Curriculum vitae

[bewerken | brontekst bewerken]

Vranken promoveerde in 1978 aan de Universiteit Nijmegen op Kritiek en methode in de rechtsvinding: Een onderzoek naar de betekenis van de hermeneutiek van H.G. Gadamer voor de analyse van het rechterlijk beslissingsgebeuren, waarin hij de betekenis van de hermeneutiek van Hans-Georg Gadamer voor de rechtsvinding onderzocht. Van 1983 tot 1997 was hij hoogleraar burgerlijk recht en burgerlijk procesrecht aan de Universiteit van Tilburg. Van 1992 tot 1997 was hij tevens advocaat-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden. Sinds 1997 was hij hoogleraar in de methodologie van het privaatrecht. In 2013 ging hij met emeritaat.

Vranken is de schrijver van drie delen in de toonaangevende Asser-serie: Algemeen Deel ** (uit 1995), Algemeen Deel *** (uit 2005) en Algemeen Deel **** (uit 2014). Zijn boeken gelden als standaardwerken over de rechtsvinding. Bij rechtsvinding is vooral de vraag: hoe komt een rechter tot zijn oordeel? Welke interpretatiemethoden hanteert een rechter? Verder heeft hij vele diepgravende en vernieuwende boeken, artikelen en annotaties geschreven, waaronder in 1989: “Mededelings-, informatie- en onderzoeksplichten in het verbintenissenrecht”.

Onderscheidingen

[bewerken | brontekst bewerken]

Vranken werd in 1993 benoemd tot lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen in de afdeling Gedrags-, Maatschappij- en Rechtswetenschappen. Hij ontving in 2005 een eredoctoraat van de Universiteit Leiden (ere-promotor Hans Nieuwenhuis) alsmede het ridderschap in de Orde van de Nederlandse Leeuw.