Naar inhoud springen

Gebruiker:Zomerklokje/Bartok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Quick Jump

Acht bagatellen · Tien eenvoudige stukken · Vier treurmarsen ·
Allegro barbaro · Pianosonate ·
Vioolsonate nr. 1 · Vioolsonate nr. 2 · Sonate voor viool solo ·
Strijkkwartet nr. 1 · Strijkkwartet nr. 2 · Strijkkwartet nr. 3 · Strijkkwartet nr. 4 · Strijkkwartet nr. 5 · Strijkkwartet nr. 6 ·
Deux images ·
De houten prins · De wonderbaarlijke mandarijn · Cantata profana ·
Muziek voor strijkers, slagwerk en celesta · Divertimento voor strijkorkest ·
Pianoconcert nr. 1 · Pianoconcert nr. 2 · Pianoconcert nr. 3

  • Acht bagatellen
  • Tien eenvoudige stukken
  • Vier treurmarsen
  • Allegro barbaro
  • Pianosonate (1926)
  • Sonate voor viool solo
  • Vioolsonate 1
  • Vioolsonate 2
  • Strijkkwartet 3
  • Strijkkwartet 4
  • Strijkkwartet 5
  • Strijkkwartet 6
  • Deux images
  • De houten prins
  • De wonderbaarlijke mandarijn
  • Cantata profana
  • Muziek voor strijkers, slagwerk en celesta
  • Divertimento voor strijkorkest
  • Pianoconcert 1
  • Pianoconcert 2
  • Pianoconcert 3

Béla Bartók

[bewerken | brontekst bewerken]

Muzikale voorbeelden

[bewerken | brontekst bewerken]

Bartók was een eclectische componist in de goede zin van het woord. Hij bestudeerde en analyseerde de muziek van andere componisten en tradities en hij destilleerde daaruit zijn eigen stijl.

De voorbeelden zijn globaal gegroepeerd in de volgorde waarin Bartók kennismaakte met de diverse componisten en muzieksoorten, of waarin hij die invloeden in zijn muziek verwerkte. De muziek die hij zelf als pianist uitvoerde liep uiteen van ... Mozart, tot Debussy, Busoni, Skrjabin ?

Hongaren
Richard Strauss
Volksmuziek
Debussy
Stravinsky

ihb Le Sacre du printemps en

De kale percussieve pianopartijen van Les Noces waren van invloed op / hebben hem mede geïnspireerd tot de Sonate voor twee piano's en slagwerk.

Tweede pianoconcert opent met een citaat uit De vuurvogel.

Tweede Weense School

Schönberg -> eigen 'modale' variant van de twaalftoonstechniek

Alban Berg -> Lyrische suite als inspiratiebron voor Strijkkwartetten 3 en 4

Anton Webern

Andere tijdgenoten

Von Dohnanyi

Delius: tekstloos koor

Ravel: opening Contrasten

Beethoven

variatietechniek

Bach

polyfonie, contrapunt en fuga -> Eigen variant = opening Muziek voor strijkers, slagwerk en celesta.

Renaissance, barok en Mozart

Bezorging en bewerkingen

Synthese: Bartóks muzikale taal

[bewerken | brontekst bewerken]
Melodie
Harmonie

diatonisch vs. modaal (stond voor Bartók symbool voor de stad tegenover het platteland, bijvoorbeeld in De houten prins). Symbolisch gebruikte toonsoorten: Hertog Blauwbaards burcht

polytonaliteit (Hindemith ?)

Bartók flirtte soms met de atonale muziek, maar hij gaf er de voorkeur aan atonale uitstapjes te laten contrasteren met diatonische of modale passages.

Ritme

Zowel Le Sacre du printemps van Stravinsky als de volksmuziek van de Balkan wekten Bartóks belangstelling voor asymmetrische ritmes. In het bijzonder de techniek om een maat asymmetrisch in te delen (bijvoorbeeld een 9/8 maat niet als 3 3 3, maar als 4 2 3) – maatsoorten die hij Bulgaarse ritmes noemde, en zelf ook toepaste in zijn werken, zoals ... De educatieve pianocyclus Mikrokosmos sluit af met een reeks oefeningen in dergelijke Bulgaarse ritmes.

'Structurele' technieken bij gebrek aan tooncentrum

Ostinato's; omkeringen en spiegelingen van kleine motieven en 'cellen' (a la Webern); proporties (Fibonacci, Gulden Snede ?)

Instrumentatie en orkestratie

Instrumentatie en orkestratie, nieuwe technieken

melodie vs. ritme (pitched vs. unpitched): Strijkers en slagwerk; percussief strijkkwartet

Viool -> pizzicato

Piano (sonoriteit) & orkest -> Nachtmuziek

Invloed op andere componisten

[bewerken | brontekst bewerken]

Na de Tweede Wereldoorlog waren onder andere Bartóks strijkkwartetten, zowel technisch als muzikaal, een belangrijk voorbeeld voor componisten die zich niet wilden aansluiten bij de radicalere avantgardestromingen, zoals het serialisme.

Wat betreft het creëren van briljante klanken en complexe structuren wordt Bartóks landgenoot Ligeti gezien als zijn belangrijkste erfgenaam.

Bartóks muziek in de populaire cultuur

[bewerken | brontekst bewerken]

The Shining

  • (en) Ferenc Bónis (1972, 1981²): Béla Bartók. His Life in Pictures and Documents, Boedapest: Corvina Kiadó. Engelse vertaling uit het Hongaars.
  • (en) Paul Griffiths (1984): Bartók (The Master Musicians Series), Londen: J.M. Dent & Son Ltd.
  • (de) Tadeusz A. Zieliński (1989): Bartók. Leben. Werk. Klangwelt, München/Mainz: Piper-Schott. Duitse vertaling uit het Pools (Krakau 1969).


Oeuvrelijst (vanaf Kossuth)

[bewerken | brontekst bewerken]
  • 1891 – De loop van de Donau (A Duna folyása) – Sz. 4 -- piano
  • 1894 – De loop van de Donau (A Duna folyása) – Sz. 4 -- viool en piano
  • 1903 – Kossuth, symfonisch gedicht – Sz. 21 -- orkest
  • 1903 – Marcia Funèbre (uit Kossuth) – Sz. 21 -- piano
  • 1903 – Vier liederen * – Sz. 18 -- zangstem en piano
  • 1903-1904 – Pianokwintet – Sz. 23
  • 1904 – Rapsodie voor piano – Sz. 26
  • 1905 – Rapsodie voor piano en orkest – Sz. 27
  • 1904 – Scherzo Burlesque voor piano en orkest – Sz. 28
  • 1904, 1905 – Hongaarse volksliederen (Magyar népdalok) – Sz. 29 -- zangstem en piano
  • 1904, 1905 – Székely volksliederen (Piros alma) – Sz. 30 -- zangstem en piano
  • 1905, 1907? – Petits morceaux (uit BB37(no. 2) en 24(no. 1) – Sz. - -- piano
  • 1905, herzien c.1920 – Suite nr. 1 – Sz. 31 -- orkest
  • 1905 – Aan de kleinen Tot, vijf liederen – Sz. 32 -- zangstem en piano
  • 1906, herzien BB97 1928 – Hongaarse volksliederen, tien liederen – Sz. 33 -- zangstem en piano
  • 1906-1907 – Hongaarse volksliederen, tien liederen – Sz. 33 -- zangstem en piano
  • 1906 – Twee Hongaarse volksliederen – Sz. 33b -- zangstem en piano
  • 1905, 1907 herzien '43 – Suite nr. 2 – Sz. 34 -- klein orkest
  • 1907 – Uit Gyergyó – Sz. 35 -- zangstem (of rietfluit) en piano
  • 1907 – Drie Hongaarse volksliederen uit Csik – Sz. 35a -- piano
  • 1916? – Vier Slowaakse volksliederen – Sz. 35b -- zangstem en piano
  • 1907 (no.6-8 1917) – Acht Hongaarse volksliederen – Sz. 64 -- zangstem en piano
  • 1907-1908 uitgegeven '56 – Vioolconcert nr. 1 – Sz. 36 -- viool en orkest
  • 1907-1911 – Twee portretten voor orkest – Sz. 37 -- orkest
  • 1908 – Veertien bagatellen – Sz. 38 -- piano
  • 1908 – Tien eenvoudige stukken – Sz. 39 -- piano
  • 1908-1909 – Strijkkwartet nr. 1 – Sz. 40 -- strijkkwartet
  • 1908-1909 – Twee elegieën – Sz. 41 -- piano
  • 1908-1909 – Voor kinderen (4 delen in 2 boeken) – Sz. 42 -- piano
  • 1910 – Twee Roemeense volksdansen – Sz. 43 -- piano
  • 1909 appr. – twee Roemeense volksliederen – Sz. - -- dameskoor
  • 1910 – Vier Dirges – Sz. 45 -- piano
  • 1908-1910 – Zeven schetsen (Vázlatok) – Sz. 44 -- piano
  • 1910 – Twee afbeeldingen voor orkest – Sz. 46 -- orkest
  • 1908-1911 – Drie Burlesques (Három burleszk) – Sz. 47 -- piano
  • 1911 – Roemeense dans (een van BB 56) – Sz. 47a -- orkest
  • 1911 herzien 1912&'17 – Hertog Blauwbaards burcht, opera in een akte – Sz. 48 -- zangstem en orkest
  • 1911 – Allegro barbaro – Sz. 49 -- piano
  • 1910 herzien 1926 – Vier oude Hongaarse volksliederen – Sz. 50 -- mannenkoor zonder orkest
  • 1912, georkestreerd in 1921 – Vier stukken – Sz. 51 -- piano / orkest
  • 1913 – Piano-etude (Reschofsky) – Sz. 52 -- piano
  • 1913 – De eerste periode achter de piano – Sz. 53 -- piano
  • 1915 – Sonatine – Sz. 55 -- piano
  • 1915 – Roemeense volksdansen – Sz. 56 -- piano
  • 1915 – Roemeense kerstliederen – Sz. 57 -- piano
  • 1915 – Twee Roemeense volksliederen – Sz. 58 -- vrouwenkoor
  • 1915 (of eerder) – Negen Roemeense volksliederen – Sz. 59 -- zangstem en piano
  • 1914-1917 – De houten prins, ballet in een akte – Sz. 60 -- orkest
  • 1921, 1924? – De houten prins, suite – Sz. - -- orkest
  • 1916 – Suite – Sz. 62 -- piano
  • 1916 – Vijf liederen – Sz. 61 -- zangstem en piano
  • 1916 – Vijf liederen – Sz. 63 -- zangstem en piano
  • 1916? – Slowaaks volkslied – Sz. 63a -- zangstem en piano
  • 1914 -17? – Hongaars volkslied – Sz. 65 -- piano
  • 1914-1918 herzien ‘41 – Drie Hongaarse volksliederen – Sz. 66 -- piano
  • 1915-1917 – Strijkkwartet nr. 2 – Sz. 67 -- strijkkwartet
  • 1917 – Roemeense volksdansen klein orkest (bewerking van BB68) – Sz. 68 -- piano/ orkest
  • 1917 – Vijf Slowaakse volksliederen voor mannenkoor – Sz. 69 -- mannenkoor zonder orkest
  • 1916 of ‘17 – Vier Slowaakse volksliederen voor gemengd koor – Sz. 70 -- gemengd koor zonder orkest
  • 1914-1918 – Vijftien Hongaarse boerenliederen – Sz. 71 -- piano
  • 1914 – Leszállott a páva – Sz. - -- piano
  • 1918 – Etudes – Sz. 72 -- piano
  • 1918-’19, 1924 – De wonderbaarlijke Mandarijn, pantomime – Sz. 73 -- orkest (met koor)
  • 1918, voltooid in 1927 – De wonderbaarlijke Mandarijn, suite – Sz. 73 -- orkest
  • 1920 – Acht improvisaties op Hongaarse boerenliederen – 74 -- piano
  • 1921 – Vioolsonate nr. 1 – Sz. 75 -- viool en piano
  • 1922 – Vioolsonate nr. 2 – Sz. 76 -- viool en piano
  • 1923, piano 1925 – Danssuite – Sz. 77 -- orkest/ piano
  • 1924 – Dorpstaferelen (Falun), vijf Slowaakse liederen – Sz. 78 -- vrouwenstem en piano
  • 1925 of ‘26 – Drie Dorpstaferelen (Falun) – Sz. 79 -- 4/8 vrouwenkoor met kamerorkest
  • 1926 – Pianosonate – Sz. 80 -- piano
  • 1926 – In de Open Lucht – Sz. 81 -- piano
  • 1926 – Negen kleine stukken – Sz. 82 -- piano
  • 1926 – Pianoconcert nr. 1 – Sz. 83 -- piano en orkest
  • 1916, 1927 – Drie rondo’s op Slowaakse volksmelodieën – Sz. 84 -- piano
  • 1927 – Strijkkwartet nr. 3 – Sz. 85 -- strijkkwartet
  • 1928 (cello1929) – Rapsodie voor viool en piano nr. 1 – Sz. 87, 88
  • 1929 – Rapsodie voor viool en orkest nr. 1 – Sz. 86
  • 1928 herzien ’35 of '44 – Rapsodie voor viool en piano nr. 2 – Sz. 89
  • 1928, herzien ’35 of '44 – Rapsodie voor viool en orkest nr. 2 – Sz. 90
  • 1928 – Strijkkwartet nr. 4 – Sz. 91
  • 1928 – Vijf Hongaarse volksliederen (revisie van BB 42) – Sz. 33 -- zangstem en piano
  • 1929 – Twintig Hongaarse volksliederen – Sz. 92 -- zangstem en piano
  • 1932 – Vier Hongaarse volksliederen voor gemengd koor – Sz. 93
  • 1930 – Cantata Profana – Sz. 94 -- 2 zangstemmen, dubbelkoor met orkest
  • 1930-1931 – Pianoconcert nr. 2 – Sz. 95 -- piano en orkest
  • ca. 1930 – Sonatine voor viool en piano (arr. BB 69) – Sz. 55 -- viool en piano
  • 1931 – Tranasylvaanse dansen – Sz. 96 -- orkest
  • 1931 – Hongaarse Schetsen arr.parts BB51,53,55,58 – Sz. 97 -- orkest
  • 1931-1932 – 44 Duo’s voor twee violen – Sz. 98
  • 1932 (and 1938?) – Székely-liederen voor mannenkoor – Sz. 99
  • 1933 – Hongaarse boerenliederen arr. BB79/6-15 – Sz. 100 -- orkest
  • 1933 – Vijf Hongaarse volksliederen arr. delen BB 98 – Sz. 101 -- solo zangstem en orkest
  • 1934 – Hongaarse dansen – Sz. - -- viool en piano
  • 1934 – Strijkkwartet nr. 5 – Sz. 102
  • 1935-‘36, met orkest 1937-‘41 – 27 koralen – Sz. 103 -- kinder- en vrouwenkoor met of zonder orkest
  • 1935 – Uit oude tijden voor mannenkoor – Sz. 104
  • 1936 – Petite suite arr. BB 104 – Sz. 105 -- piano
  • 1936 – Muziek voor strijkers, percussie en celesta – Sz. 106
  • 1926 en 1932-39 – Mikrokosmos – Sz. 107 -- piano
  • 1939-1940 – Zeven stukken uit Mikrokosmos (BB 105) – Sz. 108 -- twee piano’s
  • 1934 approx. – Hongaarse volkslied – Sz. 109 --
  • 1937 – Sonate voor twee piano’s en slagwerk – Sz. 110 -- twee piano’s en percussie
  • 1938 – Contrasten – Sz. 111 -- viool, klarinet en piano
  • 1937-1938 – Vioolconcert nr. 2 – Sz. 112
  • 1939 – Divertimento voor strijkers – Sz. 113 -- strijkers
  • 1939 – Strijkkwartet nr. 6 – Sz. 114
  • 1940 – Concert voor twee piano’s en slagwerk – Sz. 115
  • 1941 – Suite arr. BB 40 – Sz. 115a -- twee piano’s
  • 1942-43, herzien 1945 – Concert voor orkest – Sz. 116
  • 1944 – Sonate voor viool solo – Sz. 117 -- solo viool
  • 1945 – A férj keserve (geitenlied) – Sz. - -- zangstem en piano
  • 1945 – Drie Oekraïense volksliederen – Sz. 118 -- zangstem en piano
  • 1945 – Pianoconcert nr. 3 – Sz. 119 -- piano en orkest
  • 1945 – Altvioolconcert (onvoltooid) – Sz. 120 -- altviool en orkest

Strijkkwartet nr. 3 (Bartók)

[bewerken | brontekst bewerken]
Strijkkwartet nr. 3
Hongaars: 3. vonósnégyes
Componist Béla Bartók
Compositiedatum 1927
Première 19 februari 1929, Londen
Waldbauer-Kerpely-kwartet
Opgedragen aan Musical Society Fund of Philadelphia
Duur 15 minuten
Vorige werk Strijkkwartet nr. 2
Volgende werk Strijkkwartet nr. 4
Oeuvre Oeuvre van Béla Bartók
Portaal  Portaalicoon   Klassieke muziek

Béla Bartók voltooide zijn Strijkkwartet nr. 3 in september 1927 in Boedapest. Waarschijnlijk werd Bartók bij het schrijven dit stuk en (meer nog) zijn volgende strijkkwartet geïnspireerd door de Lyrische suite (1927) van Alban Berg, een compositie voor strijkkwartet die Bartók twee maanden eerder had gehoord.[1]

Het strijkkwartet bestaat uit vier delen die zonder onderbreking (attacca) worden gespeeld.

  1. Prima parte: Moderato
  2. Seconda parte: Allegro
  3. Recapitulazione della prima parte: Moderato
  4. Coda: Allegro molto

Ontstaan korte analyse

Béla Bartók schrijft allerlei verschillende speeltechnieken voor, zoals sul ponticello (bij de kam), col legno (met het hout van de strijkstok) en glissando.

Het strijkkwartet ging in Londen in première op 19 februari 1929. Het werd uitgevoerd door het Waldbauer-Kerpely-kwartet.

  • (en) Ferenc Bónis (1972, 1981²): Béla Bartók. His Life in Pictures and Documents, Boedapest: Corvina Kiadó. Engelse vertaling uit het Hongaars.
  • (en) Paul Griffiths (1984): Bartók (The Master Musicians Series), Londen: J.M. Dent & Son Ltd.
  • (de) Tadeusz A. Zieliński (1989): Bartók. Leben. Werk. Klangwelt, München/Mainz: Piper-Schott. Duitse vertaling uit het Pools (Krakau 1969).
  1. Griffiths (1984), p. 128

3 Bartók Categorie:Compositie van Béla Bartók Categorie:Compositie voltooid in 1927

Strijkkwartet nr. 4 (Bartók)

[bewerken | brontekst bewerken]
Strijkkwartet nr. 4
Componist Béla Bartók
Compositiedatum 1928
Première 20 maart 1929, Boedapest
Waldbauer-Kerpely-kwartet
Opgedragen aan Pro Arte Quartet (?)
Duur 22 minuten
Vorige werk Strijkkwartet nr. 3
Volgende werk Strijkkwartet nr. 5
Oeuvre Oeuvre van Béla Bartók
Portaal  Portaalicoon   Klassieke muziek

Béla Bartók voltooide zijn Strijkkwartet nr. 4 in 1928 in Boedapest. Waarschijnlijk werd Bartók bij het schrijven dit strijkkwartet geïnspireerd door de Lyrische suite (1927) van Alban Berg, een compositie voor strijkkwartet die Bartók in de zomer van 1927 had gehoord.[1]

Het strijkkwartet bestaat uit vijf delen die ieder een eigen karakter hebben en qua lengte, tempo en speeltechniek een symmetrisch geheel vormen (zo duren de oneven delen ongeveer twee zo lang als de even delen):

  1. Allegro
  2. Prestissimo, con sordino
  3. Non troppo lento
  4. Allegretto pizzicato
  5. Allegro molto

Ontstaan korte analyse

Evenals in zijn voorgaande strijkkwartet schrijft Bartók allerlei verschillende speeltechnieken voor, zoals sul ponticello (bij de kam), col legno (met het hout van de strijkstok) en glissando. Het vierde deel, dat volledig pizzicato wordt gespeeld, maakt ook op diverse plekken gebruik van een ongebruikelijke techniek, die sindsdien de Bartók-pizzicato wordt genoemd. Hierbij plukt de violist zo hard aan de snaar dat die op de toets slaat. Hiermee wist Bartók van de viool nog meer een slaginstrument te maken dan met de traditionele technieken. Bartók was niet de allereerste die deze techniek voorschreef (hij komt al een keer voor in Mahler's Zevende symfonie), maar wel de eerste die de techniek regelmatig toepaste. In partituren wordt deze "snap-pizzicato" vaak als volgt genoteerd (een cirkel met een verticaal streepje):

{
\override Score.TimeSignature #'stencil = ##f
    \relative c'' {
        c4\snappizzicato
    } }

Het strijkkwartet ging in Boedapest in première op 20 maart 1929. Het werd uitgevoerd door het Waldbauer-Kerpely-kwartet.

  • (en) Ferenc Bónis (1972, 1981²): Béla Bartók. His Life in Pictures and Documents, Boedapest: Corvina Kiadó. Engelse vertaling uit het Hongaars.
  • (en) Paul Griffiths (1984): Bartók (The Master Musicians Series), Londen: J.M. Dent & Son Ltd.
  • (de) Tadeusz A. Zieliński (1989): Bartók. Leben. Werk. Klangwelt, München/Mainz: Piper-Schott. Duitse vertaling uit het Pools (Krakau 1969).
  1. Griffiths (1984), p. 128

4 Bartók Categorie:Compositie van Béla Bartók Categorie:Compositie voltooid in 1928

Strijkkwartet nr. 6 (Bartók)

[bewerken | brontekst bewerken]
Strijkkwartet nr. 6
Componist Béla Bartók
Compositiedatum 1939
Première 20 januari 1941, New York
Kolisch-kwartet
Opgedragen aan Kolisch-kwartet
Duur 30 minuten
Vorige werk Strijkkwartet nr. 5
Volgende werk Sonate voor viool solo
Oeuvre Oeuvre van Béla Bartók
Portaal  Portaalicoon   Klassieke muziek

Béla Bartók schreef zijn Strijkkwartet nr. 6 in 1939 in opdracht van de violist Zoltán Székely, voor wie hij ook zijn tweede vioolconcert had gecomponeerd. Hij begon eraan in augustus 1939, toen hij op uitnodiging van Sacher in een chalet in Saanen in Zwitserland verbleef om voor hem het Divertimento voor strijkers te componeren. Hij voltooide het strijkkwartet in november 1939 in Boedapest. Terwijl hij aan het stuk bezig was, viel Duitsland op 1 september 1939 Polen binnen en besloot hij, mede op aandringen van violist Joseph Szigeti die in Amerika woonde, in elk geval voorlopig naar Amerika te verhuizen.[1]

Het strijkkwartet bestaat uit vier delen:

  1. Mesto – Vivace
  2. Mesto – Marcia
  3. Mesto – Burletta (Moderato)
  4. Mesto

De delen beginnen met hetzelfde introverte motief dat al snel wordt afgekapt waarna elk deel vervolgt met contrasterende muziek. Pas in het laatste deel krijgt het beginmotief de kans zich volledig te ontplooien en toe te werken naar een onbestemd slot.

Het strijkkwartet ging in New York in première op 20 januari 1941. Het werd uitgevoerd door het Kolisch-kwartet waaraan het ook was opgedragen.

  • (en) Ferenc Bónis (1972, 1981²): Béla Bartók. His Life in Pictures and Documents, Boedapest: Corvina Kiadó. Engelse vertaling uit het Hongaars.
  • (en) Paul Griffiths (1984): Bartók (The Master Musicians Series), Londen: J.M. Dent & Son Ltd.
  • (de) Tadeusz A. Zieliński (1989): Bartók. Leben. Werk. Klangwelt, München/Mainz: Piper-Schott. Duitse vertaling uit het Pools (Krakau 1969).
  1. Zieliński (1989), p. 354-358, 362

6 Bartók Categorie:Compositie van Béla Bartók Categorie:Compositie voltooid in 1939

Minimale versie


titel
Componist Béla Bartók
Soort compositie genre
Gecomponeerd voor bezetting
Toonsoort toonsoort
Opusnummer opus
Compositiedatum 19..
Première datum
Opgedragen aan dedicace
Duur .. minuten
Vorige werk vorige
Volgende werk volgende
Oeuvre Oeuvre van Béla Bartók
Portaal  Portaalicoon   Klassieke muziek

x is een compositie van Béla Bartók uit 19. ( korte geschiedenis)

  1. Moderato
  2. Adagio
  3. Intermezzo in Allegro moderato
  4. Rondo in molto moderato

Ontstaan korte analyse

Premiere etc.

  • Boek

1 Bartók Categorie:Compositie van Béla Bartók Categorie:Compositie voltooid in 1909

Blaaskwintet
Bläserquintett
Componist Arnold Schönberg
Opusnummer 26
Compositiedatum 1923-24
Première 13 september 1924
Opgedragen aan Arnold Greissle (kleinzoon 'Bubi')
Duur 38 minuten
Vorige werk opus 25 Pianosuite
Volgende werk opus 27 Vier stukken voor gemengd koor
Oeuvre Oeuvre van Arnold Schönberg
Portaal  Portaalicoon   Klassieke muziek

Het Kwintet opus 26 voor dwarsfluit, hobo, klarinet, fagot en hoorn is een blaaskwintet gecomponeerd door Arnold Schönberg. Het is opgedragen aan de kleinzoon van de componist, Arnold Greissle (geboren in 1923).

Schönberg begon aan dit blaaskwintet op 21 april 1923. Toen hij op 1 juni vakantie ging houden in Traunkirchen, had hij het eerste deel af. Schönberg wilde wel verder componeren, maar de ziekte en het overlijden (op 18 oktober 1923) van zijn vrouw Mathilde weerhielden hem ervan. Ten slotte voltooide hij het werk op 26 juli 1924.

  1. Schwungvoll
  2. Anmutig und heiter; scherzando
  3. Etwas langsam; poco adagio
  4. Rondo

Het blaaskwintet voor fluit, hobo, klarinet, fagot en hoorn vormt de overgang van 'klassieke' naar 'moderne' compositietechniek. De naam kwintet en de vierdelige indeling zijn typisch voor de romantische klassieke muziek. Ook de indeling is typisch klassiek, met bijvoorbeeld het rondo als laatste deel. De muziek is echter gebaseerd op de door Schönberg 'uitgevonden' dodecafonie. De toonreeksen zijn per instrument en per deel uitgeschreven. Volgens Schönberg-kenner Robert Craft had de componist twijfels over de haalbaarheid van uitvoering. Waren musici en publiek wel klaar voor 38 minuten seriële muziek?

Het blaaskwintet is een uitdagend en virtuoos werk, dat helemaal in het teken van de techniek staat. Mede doordat dodecafonie nog zo nieuw was, veroorzaakte de hoge moeilijkheidsgraad problemen bij de blazers van de Wiener Philharmoniker die het stuk voor de eerste maal uitvoerden. Zij achtten zelfs een dirigent noodzakelijk, zeer ongebruikelijk voor een ensemble van slechts vijf spelers. Schönbergs schoonzoon Felix Greissle dirigeerde de première, die samenviel met de vijftigste verjaardag van de componist op 13 september 1924. De instrumentalisten konden het stuk niet spelen in de aangegeven tempi: de eerste uitvoeringen duurden bijna een uur. Ook het instrumentarium en de muzikale opleiding waren anno 1924 nog niet zo goed als nu. Inmiddels is dodecafonie ingeburgerd en zijn muziekinstrumenten en musici zover ontwikkeld dat een snellere uitvoering mogelijk is. Een uitvoering in de voorgeschreven tempi is geen uitzondering meer.

Greissle maakte later twee bewerkingen, een voor viool of dwarsfluit en piano en een voor piano vierhandig, om het werk meer bekendheid te geven.

De première voor Nederland vond pas in april 1958 plaats in Pulchri Studio in Den Haag door het Danzi Kwintet, voor een publiek van slechts vijftien personen. De herhaling van dit concert trok zelfs niet meer dan acht bezoekers. Later werd Schönbergs kwintet een van de belangrijkste en meest geprezen repertoirestukken van het Danzi Kwintet.

Discografie (selectie)

[bewerken | brontekst bewerken]

Categorie:Compositie voor blaaskwintet Categorie:Compositie van Arnold Schönberg Categorie:Compositie voltooid in 1924

Strijkkwartet nr. 3
Componist Arnold Schönberg
Soort compositie strijkkwartet
Gecomponeerd voor strijkkwartet
Opusnummer 30
Compositiedatum 1927
Première 19 september 1927
Duur 30 minuten
Oeuvre Oeuvre van Arnold Schönberg
Portaal  Portaalicoon   Klassieke muziek

Arnold Schönberg voltooide zijn Strijkkwartet nr. 3 opus 30 in 1927. ( korte geschiedenis)

Het strijkkwartet is haar vorm ook een bron van muziektheorie.(???) Schönberg hield zich in ieder geval aan de vierdelige opzet van een strijkkwartet:

  1. Moderato
  2. Adagio
  3. Intermezzo in Allegro moderato
  4. Rondo in molto moderato

Het strijkkwartet leidde veelal tot discussie. Een aantal musicologen vond sporen van het Strijkkwartet in a mineur van Franz Schubert erin terug, maar Schönberg zelf ontkrachtte dat. Een deel van de inspiratie voor dit kwartet zou komen van een poster die tijdens zijn jeugd boven zijn bed hing (Das Gespensterschiff) en het beeld van die poster dook in zijn brein op tijdens het schrijven van dit werk. De mecenas van Schönberg Elizabeth Sprague Coolidge gaf opdracht voor dit werk, maar achteraf gezien was het strijkkwartet op de datum van opdracht (2 maart 1927) waarschijnlijk al voltooid. De eerste uitvoering vond plaats in Wenen door het Kolisch Kwartet.

Analyse

Premiere etc.

  • Plaat
  • Boek

3 Schönberg Categorie:Compositie van Arnold Schönberg Categorie:Compositie voltooid in 1927