Gebruiker:Verena Demoed/Kladblok
Dit is het persoonlijke kladblok van Verena Demoed.
Een kladblok is een subpagina van iemands gebruikerspagina. Het dient als testruimte voor de gebruiker en om nieuwe artikelen of langere toevoegingen aan bestaande pagina's voor te bereiden.
Let op: je kladblok opslaan gaat met de knop 'publiceren'. De pagina wordt daarmee nog niet in de openbare encyclopedie geplaatst en blijft een kladpagina. De kladblokpagina is wel zichtbaar (voor iedereen met wat meer Wikipedia-ervaring) en mag dus geen onoorbare dingen bevatten, zoals auteursrechtschendingen.
Het is, ook in een kladblok, uitdrukkelijk niet toegestaan om zonder toestemming auteursrechtelijk beschermd materiaal van derden te publiceren.
- Enkele handige links
- Andere testplaatsen
Dorpskerk Leur
[bewerken | brontekst bewerken]Dorpskerk | ||||
---|---|---|---|---|
Schuin vooraanzicht uit 2006
| ||||
Plaats | Leur | |||
Gebouwd in | begin 14e-eeuws | |||
Restauratie(s) | 1984-1987 | |||
Monumentale status | Rijksmonument | |||
Monumentnummer | 9324 | |||
Architectuur | ||||
Bouwmateriaal | Baksteen | |||
|
De Dorpskerk, is een protestantse kerk in het Nederlandse dorp Leur. De bouw van de toren en het schip vond plaats aan het begin van de veertiende eeuw. Het hoge gotische koor aan de oostkant is begin zestiende-eeuws. Ook de muurschilderingen in het koor dateren uit de eerste helft van de zestiende eeuw.
Achter op het balkon staat een kabinetorgel van de Duitse orgelbouwer E. Leichel uit ongeveer 1875, waarin ouder pijpwerk voorkomt.[1] In de kerk staan eikenhouten banken waarin 16de-eeuwse gesneden panelen en smeedijzeren kaarsenstandaards zijn opgenomen. Voorin de kerk staat een achttiende-eeuwse preekstoel en een dertiende-eeuwse doopvont. In de muur van het koor zit een gedenksteen aan de watersnood van 1799. Het kerkgebouw is een rijksmonument.
[[Categorie:Kerkgebouw in Gelderland]] [[Categorie:Rijksmonument in Wijchen]] [[Categorie:Protestants kerkgebouw in Nederland]]
Epitaph of Jacob van Heemskerck
[bewerken | brontekst bewerken]/ Liet d'eer aen 'tland, hier t'lyf, voor Gibraltar het leven.
HONORI ET ÆTERNITATI |
In honor and eternal fame. |
IACOBO AB HEEMSKERCK AMSTELREDAMENSI, |
In honor of Jacob of Heemskerck from Amsterdam, a very brave man and serving well his motherland, who after several voyages to known and uncharted shores - two voyages to Novaya Zemlya beneath the Arctic Pole, and just as many towards the South Pole to East India – returned from there triumphantly with the best spoils in the year 1604. |
TANDEM |
Ultimately, placed in charge of a naval campaign against the Spanish, he attacked their mighty fleet with Herculean riskiness in the Herculean Strait and scattered and defeated [it] in the very sight of the fortress and city of Gibraltar on April the 24th 1607. |
IPSE IBIDEM |
In that very place he died gloriously, fighting aggressively for his motherland. His soul enjoys heaven, his body rests here. |
HAVE LECTOR FAMAMQUE VIRI AMA ET VIRTUTEM, |
Greetings, reader, rejoice in the reputation and bravery of this man, whose monument was thus placed for the benefit of the motherland by the illustrious and mighty States of the Federated Belgian Provinces. |
VIXIT ANN[OS] XL, MENS[EM] I, DIES XII. |
He lived 40 years, one month and 12 days. |
... |
Maarten van Dorp
[bewerken | brontekst bewerken]Ad Lovanienses invitatiuncula ad spectandam Aululariam Plauti, completam a Dorpio. Quae acta est in Lilio per primarios discipulos Dorpii, tercio Nonas Septembres, anno millesimo quingentesimo octavo.
Ut intelligant politioris litteraturae amasii, Lovanienses quoque nonnihil in litteris mussitare: cras hora nona antemeridiana, Musis propiciis, agetur in famigerato gymnasio Lilii Aulularia, comedia per Iovem una, quotquot sunt Plautinae, omnium bellissima, argutissima, salsissima. Eam Martinus Dorpius, qui et ipse praeest gregi illic acturo, quum esset (ut nostis) imperfecta, ita complevit, et quidem versibus comicis, ut aliquot doctis (nam vulgus nihil moratur) laborem videatur neutiquam male collocasse. Cuius si quis forte curiosulus quoddam veluti degustamentum cupiat, is gymnasium Lilii adeat, inventurus illic prologum Dorpianum in totam Aululariam valvis affixum atque eum versibus itidem comicis.
Quicunque Philomusi estis, quicunque vel
Amatis Atticos sales, vel ipsius
Latiae nitorem linguae, adeste et quicquid est
Negocii ponite: vobis acturus est 5 Plauti grex Lilianus Aululariam.
Quae fabularum una est, quas Plautus scripserit,
Diiir [p. 97]
Ioco, lepore, argutiis bellissima.
Qui nosse caetera volt, [i]is adesto crastino.
Curabitur, Musis belle iuvantibus, 10 Ne quempiam ventitasse poeniteat. Prologus Martini Dorpii in Aululariam Plauti.
Salute multa vos pro more impartior,
Quicunque adestis, spectatores candidi!
Nigros siquidem, ni se abluerint, nihil moror.
Comediam actitabimus Aululariam,
Quae fabularum una est, quas Plautus scripserit, 5 Ioco, lepore, argutiis bellissima.
Sat se poeta, sat laudarit fabula.
Tali hercle vino hederam inscitum est suspendere.
Caeterum haud fallit me - contorquetis capita
Susurrantes - haec imperfectast fabula. 10 Est hercle; verum qui nostro praeest gregi,
Is scilicet est Plautina factus simia,
A Plauto doctus ipso, quamvis mortuo,
Quod deerat, id pro virili eodem fere
(Quoad potis est) peniculo appingere. 15 Porro, id quantum fiet negocii, Veneris
Apelleae partem inferiorem absolvere,
Hii demum sentient, quicunque harenula
In eadem colluctantes desudaverint.
Nae illi pluteum ferient et ungues denique 20 Vivos arrodent et caput scabent suum!
Plauti iocos, sales, venerem plus - per Iovem -
Quam Atticam et illam Romanam elegantiam
An consequutus est, haud ausim asserere.
Nam quid foret iactantius aut dementius? 25 Conatus oppido est (Nam ingenue fatebimur)
Appendicem ex Plauti farina annectere,
Quam Plautus ipsus in pistrino comico
Moluit: nam egit (ut probe nostis) trusatiles
Tantus poeta molas, coactus inopia. 30 Iam vero censuram haud ita depraecabimur
Vestram, modo aequi omnes et sitis candidi,
Modo reputet secum quisque diutule
Num dura sit provincia homini penitus
Adulescenti, a mutis docto et duntaxat iis 35 Magistris, qui nullas Alpes trascenderit,
Nullas adierit Athenas linguae gratia
Ornandae, nato ad extremum ferme angulum
Diiiv Diiiir [p. 98]
Totius orbis, huic num est, queso, negocii
Res neutiquam minuti, Plautum exprimere? 40 Comicum scilicet tam varium, amplissimum
Verborum et rerum maiestate principem!
At erunt fortasse, qui faciles fatebuntur hoc;
Verum ob id, inquient, non ceptum oportuit.
Humeri hoc onus tenelli si non sufferunt, 45 Cur suscipis? Hi critici responsum habento sic:
Si tantisper doctissimus quisque abstineat
Vel a scribendo vel edendo quippiam,
Dum nil ab amussi discrepet et puncta dum
Ferat omnia, dispeream si scribat quispiam. 50 Ita comparatum ut nil sit humanae rei
Absolutissimum, quin ungues uspiam
Peritiorum hians remoretur quippiam.
Postremo, si quis Momus erit molestior,
Is noverit bifrontes Ianos esse nos, 55 Quos nulla impune ciconia pinsuerit [cf. Persius I 58]
A tergo; et est nobis non retunsus stilus,
Quo blacterantes istos insectabimur,
Quîs nil placet nisi domi natum suae.
Verum enimvero malumus per gratias 60 (Nam dicendum est iterum) aequos et candidos,
Quin conniventes - siquando opust - iudices.
Sed heus vos, heus! praeterieram penussime,
Quod dictum oportet imprimis, videlicet:
Ne quis loquaculus esto, neu turbato quis, 65 Neu quid prorsus loquitor! Nam qui iamnunc senex
Prodibit, is quemcumque forte audiverit,
Furem illico vocitabit inque ius rapiet,
Quod rapiunda super aula consuluerit.
Nondum tacetis? Ultimus ille mussitat… 70 Decretum pol iam promulgabo scenicum,
Quod cum grege sanxit imperator histricus:
‘Quicunque lingulax fuat, huc raptabitur,
Et eius fiet lingua communis gregi.’
Abeo; tacete quotquot estis obsecro.
Johannes Dantiscus, (ook bekend als Johannes Linodesmon, verlatijnst Grieks voor 'Touwslager', en Johannes de Curiis, Latijn voor zijn Duitse familienaam Von Höfen, 1 October 1485 – 27 October 1548) was een Poolse diplomaat en prins-bisschop van Ermland, die de Nederlanden aandeed en met de Nederlandse humanist Erasmus schreef.
Afkomst en naam
[bewerken | brontekst bewerken]Dantiscus' grootvader vestigde zich in Danzig als touwslager en noemde zichzelf ook zo: Flachsbinder. Dantiscus gebruikte deze achternaam af en toe, maar zette hem dan wel om in het Grieks: Linodesmon. Dantiscus' vader was koopman en brouwer. Dantiscus behoorde dus tot de stedelijke burgerij.
Dantiscus' familie gebruikte de naam Von Höfen. Naar de oorsprong van de naam blijft het gissen. De naam doet vermoeden dat de familie van adellijke afkomst was, maar dat was waarschijnlijk niet het geval.[2]
Opleidingen en 'studiereis'
[bewerken | brontekst bewerken]Diplomatieke loopbaan
[bewerken | brontekst bewerken]In 1524 reist Dantiscus voor de derde keer af naar Spanje. Hij blijft er tot 1532 als permanent in het buitenland gevestigd diplomaat. Hij woont in Valladolid, maar volgt het reizende hof van Karel V door heel Spanje: Valladolid, Madrid, Toledo, Granada en Barcelona.[3]
Tijdens zijn verblijf in Spanje ontmoet Dantiscus Isabel Delgada. In 1527 krijgen ze een dochter, Juana Dantisca, in 1529 een zoon, Juan. Juan sterft rond het jaar 1531. Dantiscus schijnt erg gehecht te zijn geweest aan Isabel Delgada en zijn dochter, want na zijn terugkeer in Polen wil hij ze over laten komen.[4] Hiervan is het nooit gekomen.
Bisschop
[bewerken | brontekst bewerken]In 1529 wordt Dantiscus kanunnik van Warmia. In 1530 wordt Dantiscus' aanstelling tot bisschop van Chełmno goedgekeurd door de paus; in 1533 is Dantiscus dan eindelijk officieel bisschop van Kulm.[5] In 1537 wordt hij benoemd tot prins-bisschop van Warmia.
Al is Dantiscus bevriend met hervormers als Erasmus en Philipp Melanchthon, hij doet er alles aan de verspreiding van het Lutheranisme een halt toe te roepen. In 1535 schrijft hij bijvoorbeeld het gedicht Ionas Propheta de interitu civitatis Gedanensis (De profeet Jonas over de ondergang van de stad Gdańsk), waarin hij afgeeft op deze 'dwaalleer'.[6]
Werken
[bewerken | brontekst bewerken]- Ad Gryneam (Aan Grynea)
- Jonas propheta de interitu civitatis Gedanensis (De profeet Jonas over de ondergang van de stad Gdańsk)
- De nostrorum temporum calamitatibus silva (Een gedicht over deze rampzalige tijd)
- Vita Joannis de Curiis Dantisci (De autobiografie van Johannes de Curiis Dantiscus)
- Hymni aliquot ecclesiastici (Enkele religieuze hymnen)
Literatuur
[bewerken | brontekst bewerken]- J. Axer en A. Fontán, Españoles y Polacos en la Corte de Carlos V: cartas del embajador Juan Dantisco (1994).
- W. Bracke en J. IJsewijn (red.), Joannes Dantiscus (1485-1548): Polish Ambassador and Humanist (1996).
- J. Kieniewicz en J. Maria de Sagarra Ángel (red.), En torno a Dantisco (2001).
- A. Koestler, The Sleepwalkers: a history of man's changing vision of the universe (1959).
- S. Skimina, Ioannis Dantisci poetae laureati Carmina (1952).
Externe links
[bewerken | brontekst bewerken]- Biografie van Johannes Dantiscus in het Engels en Pools.
- Johannes Dantiscus in de Neue Deutsche Biographie.
- ↑ [1]
- ↑ A. Wyczański, 'Dantiscus as a representative of the new class of king's secretaries in Europe', in: J. IJsewijn; W. Bracke (red.), Joannes Dantiscus (1485-1548): Polish Ambassador and Humanist (1996), pp. 87-93, p. 91: 'He alternatively used two names, Flachsbinder and Von H\"ofen, which is not clear, apart from the hypothesis of the family's primitive noble origin, followed by the Gdańsk citizenship, i.e. bourgeois status. This solution could be probable, however in the 15th century, when he was born, family names were very variable, and this conclusion can be accepted only with great caution'. Bovendien: 'His ennoblement by emperor Maximilian I in 1517 suggests rather that he was not of noble origin, because foreign ennoblement was usually the way of confirming doubtful rights of nobility'.
- ↑ J. Axer en A. Fontán, Españoles y Polacos en la Corte de Carlos V: cartas del embajador Juan Dantisco (1994), pp. 45-46.
- ↑ J. Axer en A. Fontán, Españoles y Polacos en la Corte de Carlos V: cartas del embajador Juan Dantisco (1994), pp. 46-47.
- ↑ J. Axer en A. Skolimowska, Ioannes Dantiscus' Latin Letters, 1537 (2004), p. 19-20.
- ↑ H. B. Segel, Renaissance Culture in Poland: the Rise of Humanism (1989), pp. 180-181: 'One of the earliest anti-Reformation diatribes in Poland, Dantiscus's poem sternly admonishes the people of Gdansk to be mindful of their obligations toward both church and Crown'. Het gedicht is niet meteen uitgegeven; pas in 1577 werd het opgenomen in een uitgave.
[[Categorie:Neolatijns schrijver]] [[Categorie:Pools geestelijke]] [[Categorie:Pools bisschop]]
BLOEMENDAL, Jan, Spiegel van het dagelijks leven? Latijnse school en toneel in de noordelijke Nederlanden in de zestiende en zeventiende eeuw (2003), pag. 36, 64-65. ISBN 9789065507518
Jacobus Zovitius Driescharus (ook bekend als Jacobus Zovitius Drieschornanus of Triburbius, in het Nederlands als Jacoppen Pietersen) (Dreischor (Zeeland), 1512 - ? ) was een Nederlandse humanist, schoolmeester en Latijnse toneelschrijver.
- Ruth (1533).
Het toneelstuk Ruth is een 'comoedia sacra', een toneelstuk dat lijkt op de klassiek Romeinse komedies van Plautus en Terentius, maar dat een Bijbels verhaal op het toneel brengt. In dit geval is het geënt op het bijbelverhaal van Ruth uit het Oude Testament.
- Ovis perdita ('Het verloren schaap', 1539).
In het toneelstuk Ovis perdita behandelt Zovitius een onderwerp uit het Nieuwe Testament: de parabel van het verloren schaap. Behalve de personages Jezus Christus (onder de verlatijnste Griekse naam 'Soter') en zijn bediende Helias (Elia) treden er in Ovis perdita alleen allegorische personages op. Dat zijn verpersoonlijkingen van goede (en slechte) eigenschappen. Bijvoorbeeld: Rechtvaardigheid, Barmhartigheid, Jaloezie, Ongehoorzaamheid en Arrogantie. Hiermee staat Zovitius niet in de traditie van Plautus en Terentius, maar juist van de Nederlandstalige moraliteit, een allegorisch toneelstuk met een morele boodschap en didactische strekking, dat wil zeggen met het doel om het publiek niet alleen te vermaken, maar ook op te voeden. Het stuk heeft weinig handeling.[1]
- Didascalus ('De leraar', 1540). (1534? 1539?)
De komedie Didascalus (De Leraar) is onlangs in het Nederlands vertaald.
Stijl
[bewerken | brontekst bewerken]Zovitius' Latijnse toneelstukken lees je niet een-twee-drie weg. Zovitius neemt het soms niet al te nauw met de Latijnse grammatica. Zijn langere zinnen met ondergeschikte bijzinnen lopen vaak uit in een anakoloet. Ook had hij duidelijk moeite om zijn zinnen in versvorm te zetten. Vaak hebben ze namelijk een verrassende woordvolgorde en een verloop dat onnatuurlijk aandoet.[2] Zovitius' dialogen sluiten dan wel weer naadloos aan bij het Latijn van klassieke auteurs.[3]
- ↑ Jacobus Zovitius, Didascalus. Een geleerd en grappig stuk over de leraar uit 1540. Uitgegeven en vertaald door Egbert Vloeimans, pag. 11.
- ↑ Jacobus Zovitius, Didascalus. Een geleerd en grappig stuk over de leraar uit 1540. Uitgegeven en vertaald door Egbert Vloeimans, pag. 23, 25.
- ↑ BÖMER, A, Die lateinischen Schülergespräche der Humanisten 2 (1899), pag. 159.