De zeven hoofdmannen van de Hongaren
De zeven hoofdmannen van de Hongaren (Hongaars: A hét vezér) waren de respectievelijke aanvoerders van de zeven stammen waarin de Hongaren waren opgedeeld toen ze het Karpatenbekken veroverden in het jaar 895. De Byzantijnse keizer Constantijn VII noemde de zeven stammen in zijn De administrando imperio. De namen van hun hoofdmannen zijn echter niet precies geweten, aangezien de kronieken elkaar op dit vlak tegenspreken.
Hoofdmannen
[bewerken | brontekst bewerken]Volgens Anonymus
[bewerken | brontekst bewerken]Anonymus was de anonieme auteur van de Gesta Hungarorum. Volgens hem waren de namen van de zeven Hongaarse hoofdmannen de volgende:
- Álmos, vader van Árpád
- Előd, vader van Szabolcs
- Kend (Kond, Kund), vader van Korcán (Kurszán) en Kaplon
- Ond, vader van Ete
- Tas, vader van Lél (Lehel)
- Huba
- Tétény (Töhötöm), vader van Horka
Volgens Simon van Kéza
[bewerken | brontekst bewerken]Simon van Kéza was een kroniekschrijver uit de 13e eeuw. Zijn bekendste werk is de Gesta Hunnorum et Hungarorum. Volgens hem waren dit de zeven Hongaarse aanvoerders:
- Árpád, zoon van Álmos, zoon van Előd, zoon van Ügyek
- Szabolcs
- Gyula
- Örs
- Künd, vader van Kusid en Kupian
- Lél
- Vérbulcsú
Standbeelden
[bewerken | brontekst bewerken]Op het Heldenplein in Boedapest worden de verschillende hoofdmannen te paard weergegeven aan de basis van de centrale zuil. Aan het hoofd staat Árpád, die de andere stamhoofden achter hem aanvoert.
-
Standbeelden van de zeven hoofdmannen op het Heldenplein in Boedapest
- Dit artikel of een eerdere versie ervan is een (gedeeltelijke) vertaling van het artikel Seven chieftains of the Magyars op de Engelstalige Wikipedia, dat onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar.