Ansjar
In de Sumerische kosmologie was er eerst en vooral de oeroceaan, waaruit de kosmische berg of wereldberg ontstond, bestaande uit An, hemel, en Ki, aarde. Ze werden gescheiden door Enlil. Daarop nam Anu de hemel voor zich en Enlil de aarde.
Ansjar of Ansjur (Engels: Anshar of Anshur) was in de (Akkadische) Babylonische mythologie een afgeleide hemelgod. De betekenis van het woord is "hemelberg" of "as van de hemel". Zijn echtgenote was Kisjar die de wereldas vertegenwoordigde ('ki'=aarde, 'an'=hemel). Het zijn goden van de tweede generatie. Hun zusterpaar zijn daar de slangen Lahmu en Lahamu en hun ouders Tiamat en Apsu.
Ansjar en Kisjar hadden er op hun beurt Anu, ook een hemelgod, als zoon[1] en eveneens Ea, de god van vers water en wijsheid. Verder kwamen ook de Igigi van hen voort, wezens die de hemel bevolkten, en de Anunnaki, de goden die in de aardse sfeer leefden en in de onderwereld.
In de Babylonische mythologie was Ansjar het mannelijk principe in het Babylonisch epos Enoema Elisj. Hij en Kishar, het vrouwelijk principe, worden daar ook voorgesteld als het tweede paar goden, opvolgers van Lahmu en Lahamu, het eerste godenpaar. Beide paren stamden er van de versmelting van Apsu, het oerwater, met Tiamat, het zoute oerwater.
In de Assyrische mythologie werd vanaf de 9e eeuw v.Chr., onder de regering van Sargon II, Ansjar met de god Assur (Ashur) geïdentificeerd om deze in hun versie van de Enoema Elisj te laten voorkomen. In deze mythologie was Ansjars vrouw Ninlil.[2]