Acritarch
Acritarchen zijn microfossielen van vaak onbekende oorsprong, maar waarbij het in de meeste gevallen gaat om fossielen van eencellige eukaryoten. De acritarchen die in China zijn gevonden dateren van ongeveer 1.800 miljoen jaar geleden, gedurende het late Paleoproterozoïcum in het Precambrium.[2] Andere onderzoekers vinden acritarchen van 2.100 miljoen jaar geleden.[3] De oorsprong van eukaryoten is in deze periode uiterst twijfelachtig en kan niet eenduidig vastgesteld worden.[4]
Methode
[bewerken | brontekst bewerken]De palynologie doet onderzoek naar pollen en sporen. De buitenkant van deze pollen en sporen is bedekt met sporopollenine, dat een zeer complexe chemische samenstelling heeft. Dit materiaal verweert bijna niet en kan gedurende miljoenen jaren in de sedimenten blijven zitten. Deze bestanddelen worden vrijgemaakt met gebruik van zuren die het gesteente oplossen. Na het centrifugeren van het verkregen materiaal met zinkchloride komt er een dunne laag bovendrijven waarin de pollen zitten, maar waarin ook allerlei ander materiaal aanwezig is dat overgewaaid, neergedaald en/of meegespoeld is in zeesedimenten. Dit materiaal bestaat doorgaans uit microfossielen als chitinozoa, dinoflagellaten en acritarchen.[5]
Kenmerken
[bewerken | brontekst bewerken]De naam Acritarch is afgeleid van het Grieks en betekent 'zonder criterium' ofwel van 'onduidelijke' (akritos) 'oorsprong' (arche). De groep omvat voornamelijk cysten van eencellige eukaryoten.[5] Ze worden gekenmerkt door een bestendige celwand die 2 tot 7 μm dik kan zijn. Het oppervlak van de cyste is zeer gevarieerd en bepaalt de vorm op basis waarvan de acritarchen geclassificeerd worden.[2] De celwand bevat soms openingen, uitsteeksels en complexe structuren. Ook prokaryoten kunnen dergelijke kenmerken bezitten, maar dan meestal een kenmerk tegelijk, nooit meerdere samen in eenzelfde prokaryoot. Omdat de fossiele eukaryoten gekenmerkt worden door de aanwezigheid van stekels en openingen in de wand van de cyste, moeten ze ook een cytoskelet gehad hebben. Eukaryoten synthetiseren sterolen zoals cholesterol. Wanneer deze afgebroken worden, laten ze een spoor van steranen in de zeebedding en sedimenten achter. Dit kenmerk onderscheidt de eukaryoten duidelijk van de prokaryoten die nauwelijks tot geen cholesterol in hun membranen hebben.[6]
Onderzoek
[bewerken | brontekst bewerken]Met voortschrijdend onderzoek zijn sommige acritarchen uit de lijst verdwenen omdat het bijvoorbeeld cysten van algen bleken te zijn. Zodra het bekend is van welk organisme een bepaalde acritarch een cyste is, houdt hij op een acritarch te zijn. Er wordt ook gesteld dat acritarchen eitjes van copepoden zijn en dat meercellig leven zich dus veel eerder ontwikkeld zou hebben dan aangenomen wordt.[5]
Zie ook
[bewerken | brontekst bewerken]- ↑ van de Schootbrugge, B., van der Weijst, C. M. H., Hollaar, T. P., Vecoli, M., Strother, P. K. (1 november 2020). Catastrophic soil loss associated with end-Triassic deforestation. Gearchiveerd op 24 december 2023. Earth-Science Reviews 210: 103332. ISSN:0012-8252. DOI:10.1016/j.earscirev.2020.103332.
- ↑ a b (en) Jain, Sreepat (12 december 2019). Fundamentals of Invertebrate Palaeontology: Microfossils. Springer Nature, p. 33-34. ISBN 9788132239628.
- ↑ El Albani, Abderrazak, Bengtson, Stefan, Canfield, Donald E., Riboulleau, Armelle, Rollion Bard, Claire (25 juni 2014). The 2.1 Ga Old Francevillian Biota: Biogenicity, Taphonomy and Biodiversity. Gearchiveerd op 13 november 2022. PLoS ONE 9 (6): e99438. ISSN:1932-6203. PMID: 24963687. PMC: 4070892. DOI:10.1371/journal.pone.0099438.
- ↑ Zhang, Fenglian, Wang, Huajian, Ye, Yuntao, Liu, Yuke, Lyu, Yitong (15 augustus 2022). Did high temperature rather than low O2 hinder the evolution of eukaryotes in the Precambrian?. Precambrian Research 378: 106755. ISSN:0301-9268. DOI:10.1016/j.precamres.2022.106755.
- ↑ a b c van Waveren, Isabel (1995). Palynologie en de oorsprong van Acritarchen. Gearchiveerd op 13 februari 2024. Grondboor en Hamer 2
- ↑ (en) Barton, Nicholas H. (2007). Evolution. Cold Spring Harbor laboratory press, Cold Spring Harbor (N.Y.), p. 202. ISBN 978-0-87969-684-9.