Portaal:Jodendom/Uitgelicht/09

Jodendom/Uitgelicht/09

Rosj Hasjana (Hebreeuws: ראש השנה – 'hoofd van het jaar') is het joodse nieuwjaar. Rosj Hasjana is ingesteld in Wajikra (Leviticus) 23:24 en Bemidbar (Numeri) 29:1, maar de term Rosj Hasjana wordt pas gebruikt in Jechezkel (Ezechiël) 40:1. Het valt op de eerste twee dagen van tisjri, de zevende maand van de joodse godsdienstige kalender en de eerste maand van de joodse burgerlijke kalender.

Op beide dagen van Rosj Hasjana wordt er in de synagoge honderdmaal op de sjofar, de ramshoorn, geblazen. Als symbool voor een goed jaar worden zoete dingen genuttigd. Traditioneel worden stukjes appel met honing gegeten, waarbij de aanwezigen elkaar 'een zoet jaar als de appel met honing' toewensen. Rosj Hasjana is vooral bedoeld om zichzelf in geestelijke zin onder de loep te nemen en met God en de naaste in het reine te komen. Het is daarom tevens de eerste dag van de Aseret Jemé Tesjoewa, de 'tien dagen van inkeer', uitmondend in Jom Kipoer (Grote Verzoendag). In het jodendom gelooft men dat God op 1 tisjri de mens heeft geschapen, oftewel dat dit de zesde scheppingsdag is, en ook dat God op deze dag de wereld zal oordelen. Er zijn nog andere nieuwjaarsfeesten in het jodendom maar Rosj Hasjana geldt als het burgerlijke nieuwjaarsfeest, zoals uiteengezet in de Misjna. (Lees verder)