Last Days

In de film Last Days van regisseur Gus van Sant uit 2005 zien we de laatste uren van het personage Blake, dat overduidelijk is gebaseerd op rockster Kurt Cobain. De leadzanger van de band Nirvana pleegde in 1994 zelfmoord. Hij was 27 jaar. Momenten van radeloosheid of juist hoop worden afgewisseld met schijnbaar onbeduidende bezigheden, waardoor een prachtig gefilmd portret van alledaagsheid ontstaat. De wijze waarop Van Sant als een detective het naakte bestaan onderzoekt, doet denken aan het werk van schrijver Samuel Beckett. Componist Oliver Leith en regisseur annex librettist Matt Copson houden beiden van de film en vonden de tijd rijp voor een nieuwe versie daarvan. Tijdens de lockdowns bedachten ze het basisidee voor een operaversie van Last Days. De coronaperiode en het verhaal passen bij elkaar: het gaat om een ervaring van fysiek en emotioneel gevangenschap. Leith benadrukt dat die overeenkomst niet bewust is opgezocht. Ongetwijfeld is het voor het publiek makkelijk om zich anno 2024 te identificeren met de verveling en irritaties van Blake, terwijl hij zich in een tragische en onomkeerbare neerwaartse spiraal bevindt. Net als de soundtrack van de film is de opera Last Days gearrangeerd voor een klein ensemble. De muziek verbeeldt de stem van Blakes manager Trip (wiens telefoontjes worden opgediend in het rappe tempo van een veehandelaar op de markt), fans, mormonen die plots op de stoep staan (en veranderen in huisgenoten), een koerier, hovenier en privédetective. Al deze mensen bevinden zich met hun kleinzerige bekommernissen en egoïstische eisen rondom Blake. Hij groeit uit tot een toeschouwer van zijn eigen lot, dat in handen lijkt te liggen van die randfiguren, die worden gespeeld door een uitstekende cast van vocalisten. Blake zelf zingt niet. Deze focus van Van Sant op trivialiteit, door Leith omschreven als ‘anti-dramatisch drama’, intrigeerde de componist en librettist meer dan het overlijden van Cobain. “Ik verken in mijn werk vaak alledaagse zaken”, zegt Leith. “Je kan het verhaal van Cobain benutten om de gebeurtenissen in de opera te kaderen. Alle gebeurtenissen vinden voor de laatste keer plaats, waardoor ze aangrijpend en onheilspellend worden.” De muziek wordt verzorgd door een strijkorkest, toetsenisten, een gitarist en een percussionist. Laatstgenoemde speelt een belangrijke rol en mag zich uitleven op diverse instrumenten, waaronder een steeldrum. Aldoor weerklinkt een ‘nevel’, zoals Leith het omschrijft, die de actie (of het gebrek daaraan) omringt. Dat nevelige effect wordt bereikt door telkens dezelfde noten op strijkinstrumenten te spelen, maar dan wel met uiteenlopend gestemde snaren. “Bij strijkinstrumenten probeer ik altijd het geluid robuuster te maken”, zegt hij. “Eigenlijk is een opera een vreemde onderneming, want iedereen zingt alles. Dat gegeven kun je uitbreiden: wat zongen de borden? Wat zongen de vuilniszakken? Al die geluiden uit de alledaagse werkelijkheid veranderen in muziek. Dat ‘vruchtwater van de wereld’ moet behoorlijk dik zijn, zodat je je kunt inbeelden dat je je in een soort soep bevindt.” Niets gebeurt toevallig. In het begin van de tweede scène van de eerste akte is het geluid van de deurbel bijvoorbeeld niet slechts een geluidseffect, maar een veelzeggend onderdeel van de muziek. Tegen het einde van de derde scène van de derde akte maken krassende strijkers het geluid van een fluitketel. En in de vijfde scène van de tweede akte verwijdert Blake de lege flessen van het toneel. Leith schept voor dat moment een toepasselijk instrument: “Het zijn clusters van gestemde flessen met water die zijn bevestigd aan spanelastieken”, legt hij uit. “Ze kunnen worden bespeeld als een piano.” Zelfs het geluid van ontbijtgranen die in een kom worden gestrooid krijgt een muzikale versie. Het markeert op filmische wijze de overgang van scène zeven naar scène acht. Terwijl de actie zich verplaatst van binnen naar buiten, verandert het geluid van ritselend voedsel in het gespetter van regen. “De film bevat geweldige shots en geluiden, plus geweldige verbanden daartussen. We zochten regelmatig naar de juiste manier om de beweging van een camera over te brengen in een opera”, zegt Leith. “Dat effect kun je uiteraard bereiken met de belichting en andere zaken, maar hoe doe je dat met geluid? Toch blijkt dat in de meeste gevallen te kunnen, want geluid is zo kneedbaar.” De slotscène maakt de isolatie van Blake nog indringender. Zelfs zijn overlijden lijkt onopmerkelijk. Leith dompelt Blake onder in klanken die futiliteit en leegte uitstralen met geluiden die doen denken aan Béla Bartók. Vervolgens klinken overlappende, claustrofobische en onrustige minimalistische motieven. De boodschap lijkt dat we niet het einde aanschouwen, maar een voortzetting van het alledaagse, waarbij het heengaan van Blake vooral tragisch is vanwege de onbewogenheid.

Meer van Jack Sheen

Kies een land of regio

Afrika, Midden-Oosten en India

Azië, Stille Oceaan

Europa

Latijns-Amerika en het Caribisch gebied

Verenigde Staten en Canada