naauwkeurigheid opgaf; de heer J. F. C. Gericke, afgevaardigde van het Nederlandsch Bijbelgenootschap op Java, die zich toen reeds eenige jaren lang op het aanleeren der Javaansche taal met den meesten ijver had toegelegd, en die niet alleen bij het verslag van Cornets de Groot nog eenige noodige aanmerkingen voegde, maar vooral ook de noodzakelijkheid aanwees, om in plaats van de bestaande te verbeteren en te vermeerderen, geheel nieuwe drukletters naar een nieuw ontwerp te laten vervaardigen; ook de door zijne geleerdheid in Oost-Indiën zoo beroemde Sultan van Sumanap; voorts de Directeur van 's Lands drukkerij te Batavia, en nog anderen meer, werden met de noodige voorzorg door het Hoog-Bestuur geraadpleegd. Cornets de Groot zelf vertrok met verlof naar Nederland, en nam de taak op zich, om gedurende zijn verblijf in het moederland een verbeterde Javaansche drukkerij te bezorgen. Maar het nog altijd te betreuren vroegtijdig overlijden van dezen zoo veel belovenden jongeling verhinderde de uitvoering. In 1830 werden al de stukken, die de bovengenoemde ingewonnene aanmerkingen en inlichtingen behelsden, door den toenmaligen Luitenant-Gouverneur-Generaal van Nederlands Indiën aan het Ministerie van Koloniën te 's Gravenhage opgezon-den, en is tevens de Heer P. P. Roorda van Eysinga, die zich ook met groote vlijt op de Javaansche taal had toegelegd en die toen juist met verlof naar Nederland stond te vertrekken, uitgenoodigd geworden, om in Nederland tot de vervaardiging van een verbeterde Javaansche drukkerij alle noodige hulp te verleenen. Uit hetgeen de heeren Enschedé mij hebben medegedeeld, is mij gebleken, met welk een ijver genoemde heer, die thans het hoogleeraarambt in de Oostindische talen aan de militaire Akademie te Breda bekleedt, zich ook van deze taak heeft gekweten, door het ontwerpen van plannen, hetzij ter verbetering van het bestaande, hetzij ter vervaardiging van een geheel nieuw stel Javaansche drukletters.
De omstandigheden des lands, veroorzaakt door den opstand der Belgen, vertraagden een tijd lang de uitvoering. Intusschen besloten de heeren Enschedé het werk voor eigen rekening te beginnen, vervoegden zich ten dien einde, na al de ontvangene inlichtingen en de door den heer Roorda van Eysinga hun medegedeelde plannen, ook nog tot den Raden Saléh, te 's Gravenhage woonachtig, die als kundig Javaan, en