steenrijk
Apparence
Étymologie
[modifier le wikicode]- De steen (« pierre ») et rijk (« riche »), probablement dans le sens de « riche à pouvoir se permettre une habitation en pierre ».
Adjectif
[modifier le wikicode]Forme | Positif | Comparatif | Superlatif |
---|---|---|---|
Forme indéclinée | steenrijk | steenrijker | steenrijkst |
Forme déclinée | steenrijke | steenrijkere | steenrijkste |
Forme partitive | steenrijks | steenrijkers | — |
steenrijk \Prononciation ?\
Synonymes
[modifier le wikicode]Antonymes
[modifier le wikicode]Taux de reconnaissance
[modifier le wikicode]- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,6 % des Flamands,
- 99,7 % des Néerlandais.
Prononciation
[modifier le wikicode]- (Région à préciser) : écouter « steenrijk [Prononciation ?] »
Références
[modifier le wikicode]- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]