paars

See also: Paars

English

Noun

paars

1. plural of paar

Anagrams

• Parsa, APARs, Psara, parsa, Paras, apars, paras., paras, Raaps, apsar

Dutch

Etymology

From Middle Dutch paers, peers, pers (“purple”), from Middle French pers (“blue-grey, dark violet”), from Medieval Latin persus, persum (“dark blue”). Possibly derived from either Latin Persae (“Persians”), Persia (“Persia”), referring to the colour of a garment, or from Late Latin persica (“peach”), referring to the colour of peach blossom.

Pronunciation

• Rhymes: -aːrs
• IPA^(key): /paːrs/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: paars

Adjective

paars (comparative paarser, superlative meest paars or paarst)

1. purple

   Ze heeft een paarse blouse in haar kast hangen. ― She has a purple blouse hanging in her closet.

   Lavendelbloemen zijn meestal paars. ― Lavender flowers are usually purple.

   De lucht kleurde paars tijdens de zonsondergang. ― The sky turned purple during the sunset.

2. (politics, Netherlands, Belgium) relating to cooperation between liberals and social democrats of the third way [from late 20th c.]
3. (politics, Suriname) relating to the National Democratic Party
   • 2020 February 8, Naomi Hoever, “Specialist aangeklaagd na opmerking over politieke kleur”, in De Ware Tijd‎^[1], retrieved 10 June 2021:

     Edam gedraagt zich zo, omdat hij denkt dat hij onaantastbaar is vanwege zijn paars zijn.

     Mr Edam behaves this way because he thinks he is untouchable because of his being a National Democratic Party loyalist.

Declension

Declension of paars
uninflected	paars
inflected	paarse
comparative	paarser
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		paars	paarser	het paarst het paarste
indefinite	m./f. sing.	paarse	paarsere	paarste
	n. sing.	paars	paarser	paarste
	plural	paarse	paarsere	paarste
definite		paarse	paarsere	paarste
partitive		paars	paarsers	—

Derived terms

• bruinpaars
• paarse morgenster
• paarse schubwortel
• paarse toorts
• pimpelpaars

 

Noun

paars n (uncountable)

1. the colour purple
2. (politics, Netherlands, Belgium) a coalition of third way social democrats and liberals [from late 20th c.]
3. (politics, Suriname) the National Democratic Party
   • 2020 May 30, Naomi Hoever, “NDP'ers voelen zich verraden”, in De Ware Tijd‎^[2], retrieved 10 June 2021:

     Paars is teruggevallen van 26 naar 16 zetels.

     The National Democratic Party dropped from 26 to 16 seats.

Descendants

• → Papiamentu: püs, pis

See also

Colors in Dutch · kleuren (layout · text)

wit	grijs	zwart
rood; karmijnrood	oranje; bruin	geel; roomwit
groengeel/limoengroen	groen
blauwgroen/cyaan; groenblauw/petrolblauw	azuurblauw	blauw
violet; indigo	magenta; paars	roze

Anagrams

• spaar

Latvian

Verb

paars

1. third-person singular/plural future indicative of paart