Jump to content

ontgloeien

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From ont- (inchoative)gloeien (to glow).

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˌɔntˈɣlu.i̯ə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: ont‧gloe‧ien
  • Rhymes: -ui̯ən

Verb

[edit]

ontgloeien

  1. (intransitive) to start to glow

Conjugation

[edit]
Conjugation of ontgloeien (weak, prefixed)
infinitive ontgloeien
past singular ontgloeide
past participle ontgloeid
infinitive ontgloeien
gerund ontgloeien n
present tense past tense
1st person singular ontgloei ontgloeide
2nd person sing. (jij) ontgloeit, ontgloei2 ontgloeide
2nd person sing. (u) ontgloeit ontgloeide
2nd person sing. (gij) ontgloeit ontgloeide
3rd person singular ontgloeit ontgloeide
plural ontgloeien ontgloeiden
subjunctive sing.1 ontgloeie ontgloeide
subjunctive plur.1 ontgloeien ontgloeiden
imperative sing. ontgloei
imperative plur.1 ontgloeit
participles ontgloeiend ontgloeid
1) Archaic. 2) In case of inversion.