fiets
Appearance
Afrikaans
[edit]Etymology
[edit]Borrowed from Dutch fiets, of uncertain origin.
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]fiets (plural fietse)
Derived terms
[edit]Dutch
[edit]Pronunciation
[edit]Etymology 1
[edit]Unknown. Various hypotheses exist:
- A corruption of French vélocipède, via an intermediate fieselepee or fietsepee.[1][2][3]
- Named after bike seller E.C. Viets from Wageningen.[4][5]
- From the dialectal verb vietsen (“to move quickly”).[1]
- From German Vize as short for Vizepferd (literally “surrogate horse”).[6][7]
Noun
[edit]fiets f (plural fietsen, diminutive fietsje n)
- bicycle
- Synonyms: (formal) rijwiel, (humorous) stalen ros, (archaic) wieler
- Gisteren heb ik een nieuwe fiets gekocht. ― Yesterday I bought a new bicycle.
- (motor racing) motorbike
- Synonyms: motorfiets, motor, motorrijwiel
Derived terms
[edit]- bakfiets
- bierfiets
- bromfiets
- fietsbel
- fietsboot
- fietsbrug
- fietsen
- fietsenhok
- fietsenrek
- fietsenstalling
- fietshelm
- fietslamp
- fietspad
- fietsriksja
- fietsrotonde
- fietssnelweg
- fietsstraat
- fietstaxi
- fietstocht
- ligfiets
- motorfiets
- omafiets
- op die fiets
- op een oude fiets moet je het leren
- ov-fiets
- racefiets
- snelfietsroute
- snorfiets
- stoomfiets
- wielrenfiets
- wielrennersfiets
Descendants
[edit]- Afrikaans: fiets
- → Caribbean Javanese: pit
- → Dutch Low Saxon: fietse
- → German: Fietse
- → Javanese: ꦥꦶꦠ꧀ (pit)
- → Indonesian: pit (“bicycle”)
- → West Frisian: fyts
Etymology 2
[edit]Verb
[edit]fiets
- inflection of fietsen:
References
[edit]- ↑ 1.0 1.1 van der Sijs, Nicoline, editor (2010), “fiets1”, in Etymologiebank, Meertens Institute.
- ^ B.G., 't Woord "fiets", in: Taal en letteren (1911), p. 407-410.
- ^ Blog: Jan Dirk Snel, Vietsen in het Vondelpark (2012).
- ^ Jan-Dirk Snel, Vietsen in het Vondelpark
- ^ L. Brouwer, "Over de herkomst van een eponiem. Een fiets van Viets" in: Genealogie 18 (2012) ; p. 16-19; geraadpleegd 2018-06-22
- ^ Gunnar de Boel, Luc de Grauwe (2011) “Fiets ‘ersatzpaard’”, in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde[1], volume 127, number 4, pages 327–342.
- ^ Jan Stroop, Ga toch fietsen!. Published in Die taal, die weet wat: over wat kan en niet kan in het Nederlands, 2014.
Further reading
[edit]- fiets on the Dutch Wikipedia.Wikipedia nl
Categories:
- Afrikaans terms borrowed from Dutch
- Afrikaans terms derived from Dutch
- Afrikaans terms with IPA pronunciation
- Afrikaans terms with audio pronunciation
- Afrikaans lemmas
- Afrikaans nouns
- Dutch terms with IPA pronunciation
- Dutch terms with audio pronunciation
- Rhymes:Dutch/its
- Rhymes:Dutch/its/1 syllable
- Dutch terms with unknown etymologies
- Dutch lemmas
- Dutch nouns
- Dutch nouns with plural in -en
- Dutch feminine nouns
- Dutch terms with usage examples
- nl:Motor racing
- Dutch non-lemma forms
- Dutch verb forms
- nl:Cycling
- nl:Vehicles