verneuken

Dutch

Etymology

From ver- ‎ neuken.

Pronunciation

• Audio:

  (file)

• Rhymes: -øːkən

Verb

verneuken

1. (vulgar) to deceive
2. (vulgar) to fuck up, to screw

Conjugation

Conjugation of verneuken (weak, prefixed)
infinitive	verneuken
past singular	verneukte
past participle	verneukt
infinitive	verneuken
gerund	verneuken n
	present tense	past tense
1st person singular	verneuk	verneukte
2nd person sing. (jij)	verneukt, verneuk2	verneukte
2nd person sing. (u)	verneukt	verneukte
2nd person sing. (gij)	verneukt	verneukte
3rd person singular	verneukt	verneukte
plural	verneuken	verneukten
subjunctive sing.1	verneuke	verneukte
subjunctive plur.1	verneuken	verneukten
imperative sing.	verneuk
imperative plur.1	verneukt
participles	verneukend	verneukt
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Synonyms

• verkankeren
• verkloten
• vernaaien

Derived terms

• verneukeratief