Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)
  • Rhymes: -ɑt

Adjective

edit

gevat (comparative gevatter, superlative gevatst)

  1. witty

Declension

edit
Declension of gevat
uninflected gevat
inflected gevatte
comparative gevatter
positive comparative superlative
predicative/adverbial gevat gevatter het gevatst
het gevatste
indefinite m./f. sing. gevatte gevattere gevatste
n. sing. gevat gevatter gevatste
plural gevatte gevattere gevatste
definite gevatte gevattere gevatste
partitive gevats gevatters

Participle

edit

gevat

  1. past participle of vatten

Declension

edit
Declension of gevat
uninflected gevat
inflected gevatte
positive
predicative/adverbial gevat
indefinite m./f. sing. gevatte
n. sing. gevat
plural gevatte
definite gevatte
partitive gevats