Dutch

edit

Etymology

edit

Literally, blue spot.

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ˈblɑu̯.ə ˈplɛk/

Noun

edit

blauwe plek f (plural blauwe plekken, diminutive blauw plekje n)

  1. bruise
    Synonyms: kneus, kneuzing, kneuswond, kwetsuur
    Ze heeft een grote blauwe plek op haar been na de val.
    She has a large bruise on her leg after the fall.
    Hij heeft een blauwe plek gekregen door het voetbal.
    He got a bruise from playing football.
    Je moet ijs op die blauwe plek doen.
    You should put ice on that bruise.
edit