aandelenhandelaar
Dutch
editEtymology
editCompound of aandeel (“stock”) -en- handelaar (“trader, broker”).
Pronunciation
editNoun
editaandelenhandelaar m (plural aandelenhandelaren or aandelenhandelaars)
- stockbroker
- De aandelenhandelaar adviseerde zijn klanten bij het kopen en verkopen van aandelen.
- The stockbroker advised his clients on buying and selling stocks.
- De aandelenhandelaren volgen de ontwikkelingen op de beurs op de voet.
- The stockbrokers closely monitor the developments in the stock market.
- Hij werkt als aandelenhandelaar bij een groot investeringsbedrijf.
- He works as a stockbroker at a major investment firm.