Spring til indhold

brengen

Fra Wiktionary

Nederlandsk

Udtale

Verbum

brengen

  1. at bringe

Bøjning

Lang tillægsform brengend
Førnutid hebben gebracht
Bydemåde breng(t)
ik jij/je, u hij, zij/ze, het wij/we, jullie, zij/ze
Nutid breng brengt brengt brengen
Datid bracht bracht bracht brachten

Kilder

  • brengen“ i vanDale woordenboek