Gaan na inhoud

kist

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.
Enkelvoud Meervoud
Naamwoord kist v/m kisten 
Verkleinwoord kistje kistjes
Hulp:IPA: [kɪst]
   
(lêer)
  1. Kis.
  2. Doodskis
  3. (lugvaart) Vliegtuig.
  4. (militêr), (skoeisel) Stewige skoen of stewel soos soldate dit het.
  1. enkelvoud teenwoordige tyd van kisten
  2. gebiedende wys van kisten
1.: Ik kist.
1.: Jij kist.
1.: Hij, zij, het kist.
2.: Kist!
  1. tweede persoon enkelvoud teenwoordige tyd van kissen
  2. derde persoon enkelvoud teenwoordige tyd van kissen
  3. (verouderd) gebiedende wys meervoud van kissen
1.: Jij kist.
2.:Hij, zij, het kist.
3.: Kist!