kist
Voorkoms
Enkelvoud | Meervoud | |
---|---|---|
Naamwoord | kist v/m | kisten |
Verkleinwoord | kistje | kistjes |
- Hulp:IPA: [kɪst]
-
(lêer)
- Kis.
- Doodskis
- (lugvaart) Vliegtuig.
- (militêr), (skoeisel) Stewige skoen of stewel soos soldate dit het.
- 1.: Ik kist.
- 1.: Jij kist.
- 1.: Hij, zij, het kist.
- 2.: Kist!
- tweede persoon enkelvoud teenwoordige tyd van kissen
- derde persoon enkelvoud teenwoordige tyd van kissen
- (verouderd) gebiedende wys meervoud van kissen
- 1.: Jij kist.
- 2.:Hij, zij, het kist.
- 3.: Kist!